dinsdag 31 december 2013

Op de drempel.


Tweeling.

Onder onze kleinkinderen bevindt zich ook een tweeling, Peggy en Sue. We genieten van al onze kleinkinderen. Maar een tweeling is een bijzonder voorrecht om mee te maken. Ze zijn niet al te klein na hun geboorte, dus de meisjes komen snel thuis uit het ziekenhuis. Ze lijken veel op elkaar, maar Peggy oogt teerder dan haar zusje en weegt ook minder. Ze lag de laatste weken dan ook onderop en wordt als eerste geboren. De eerste tijd moeten ze om de drie uur gevoed worden, dag en nacht door. Stel je eens voor, maar blijkbaar krijgen ouders extra energie, want het gaat prima. Iedereen behoudt zijn goede humeur, ondanks het feit dat het geen snelle drinkertjes zijn.

In een gezin waar nog twee dochters zijn, wordt de boel al snel praktisch aangepakt. De verzorgingsspulletjes gaan naar beneden, de zussen worden, waar het mogelijk is, ingeschakeld. Eén van de ledikantjes verhuist naar beneden en in het plafond komt een grote haak waaraan een hemel van gordijnstof wordt gehangen. Boven is een dubbel opgemaakt bedje en beneden nu ook.
Het kleine grut groeit snel en op een dag scharrelen ze beiden over de vloer. Een kennis die er verstand van heeft, zegt tegen me: ‘Je moet eens opletten, want onder het spelen blijft een tweeling lijfelijk contact houden.’ En warempel, het is zo. Of ze zitten met de ruggen tegen elkaar, of hun beentjes raken elkaar.
Ze kunnen elkaar sowieso slecht missen. Sue duikelt op een dag van een stoelleuning af en moet voor alle zekerheid een nachtje naar het ziekenhuis. Oma wordt de volgende ochtend ingeschakeld om op Peggy te letten, want het gewone leven gaat natuurlijk gewoon door. Peggy hangt wat om me heen, spelen doet ze niet en een woord krijg ik er helemaal niet uit. Aan het eind van de ochtend komt Sue weer thuis. Op het moment dat Peggy de auto aan ziet komen, veert ze overeind en begint honderduit te kletsen.

De meisjes lijken op elkaar. Toch heeft de vraag of het een eeneiige tweeling is ons wel beziggehouden, want ze hadden in de baarmoeder wel een vlies tussen elkaar. Dan zoek je weer eens op het internet en ontdek je dat er drie mogelijkheden zijn: twee kindjes in één vlies is een eeneiige tweeling. Twee kindjes met een vlies ertussen kan eeneiig zijn en een twee-eiige tweeling zit in ieder geval elk in een eigen vlies in de baarmoeder. Zo leer je er elke keer weer iets bij. Er zijn kleine verschillen en die zie je, als je ze samen ziet. Is er maar een van de twee in zicht, dan slaat de twijfel toe; is dit Peggy of is dit Sue?

De jaren gaan snel. Nu zijn ze al weer een tijdje naar de basisschool. Laatst duikelde Peggy van de trap. Voor alle zekerheid wordt ze een dagje thuisgehouden. Sue blijft ook thuis. Ze prakkiseert er niet over om zonder Peggy naar school te gaan.
Afgelopen zomer komt de vraag: ‘Oma, mogen we bij u een schilderij maken?’ Hun zussen hadden dat een paar jaar geleden ook gedaan. Ja, natuurlijk mag dat. Maar het komt er zomaar niet van. Ze zijn het niet vergeten, dus als de kerstvakantie komt, wordt het weer gevraagd.

Gistermiddag is het ervan gekomen. Hun zussen hebben er ook weer zin in, dus die komen ook schilderen. Ik heb vier panelen gekocht en een grote tube witte acrylverf bij een goedkope winkel. De grote eettafel is helemaal bedekt met oude kranten. Mijn eigen kleurtjes acrylverf staan uitgestald met een pot vol kwasten, vier potten water en vier borden. Zo moet er toch wat van te maken zijn.
Peggy heeft bedacht, dat ze een prinses gaat maken en Sue wil een pandabeer schilderen. Zus Tan wil dat ook. En Deb wil een koning schilderen. Ik haal de laptop er even bij om een afbeelding te zoeken van een pandabeer. We gaan lekker aan de slag, maken een ontwerp en tekenen dat niet te klein op het doek. Er moeten mooie kleuren gemengd worden. Het wordt een middag hard werken, maar het resultaat mag er zijn aan het eind van de middag.



Nog een anekdote: 
Het is zondagochtend. De tweeling van bijna drie jaar speelt in de kamer: Peggy is druk bezig op de vloer en Sue probeert een computerspelletje op de bank. Het lukt haar nog niet echt. De bel gaat. Moeder loopt naar de deur met in haar kielzog Peggy. Tante komt binnen: “Wat heb je een mooi speldje in je haar!” “Dank je”, reageert de kleine. “Een compliment voor je opvoeder”, zegt tante. Meteen erop klinkt vanuit het hoekje van de bank: “Ah, shit!”




vrijdag 27 december 2013

Haagse Bluf, een toetje voor veel gasten.

Op eerste kerstdag hadden we heel het nageslacht uitgenodigd. Dat zijn meer dan twintig personen.  Ik had beloofd een eenvoudige maaltijd bereiden. Dat gaf wel even hoofdbrekens, want zo’n menigte kun je niet meer aan één grote tafel kwijt.
Manlief was natuurlijk nieuwsgierig. Ik vertelde hem twee grote pannen soep te zullen maken: prei-mosterdsoep en pindasoep. Achteraf hoorde ik, dat hij bij een dochter had geklaagd over deze keuze. Bij deze dochter vond hij een gewillig oor, want ze lust geen prei en waarschijnlijk ook geen pindasoep. Dus maakte deze dochter terloops een opmerking: ‘Mam, je maakt toch geen pindasoep, hè. Je weet toch dat Tan een pinda-allergie heeft?’  Ik trapte erin: ‘Tan? Een pinda-allergie? Gelukkig heb ik ook prei-mosterdsoep gemaakt.’ Ze keek me verschrikt aan: ‘Je weet toch dat ik geen prei lust?’ Missie van dochter mislukt.

De middag voor kerst komt oudste dochter met Deb en Tan helpen met de voorbereidingen, heel gezellig. Een paar uur later staat vrijwel alles klaar: twee salades naar eigen recept, vers gemaakte yoghurtsauzen en natuurlijk de soepen. De recepten heb ik van internet gehaald en ze smaken werkelijk heerlijk.

Na kerktijd komt iedereen in de loop van de middag binnen vallen. De kleinkinderen spelen zoals gewoonlijk heel genoeglijk met elkaar door het hele huis heen, dus die horen we niet meer. Kleine San scharrelt tussen de omes en de tantes in de kamer door en de allerkleinste spruit doet nog niet veel anders dan slapen en drinken.


Na de koffie dekken we de tafel met de salades, sausjes, afgebakken brood, rauwkost en hapjes.
Ik heb bovendien twee kilo scharrelvlees gekocht voor op de teryaki-plaat. Er staat zo meer dan voldoende op tafel. De soep moet ieder zelf opscheppen in de keuken. En voor het vlees moet je je even positioneren bij de grillplaat. We hebben geen smaakvol servies dat nodig zou zijn voor een geslaagde kerst. Alles is van overal bij elkaar geraapt. Maar het smaakt evengoed prima. Kortom, we hebben het gewoon gezellig met elkaar.

Maar nu het toetje. Manlief mag het klaarmaken. Het is een oud recept dat eigenlijk niet meer bereid mag worden, omdat er rauw ei aan te pas komt. Het werd vroeger vaak bij manlief thuis gegeten, in de herfst, na het bramen plukken. Je hebt er namelijk bramensap voor nodig. Dit najaar hebben wij in de duinen bramen geplukt en er twee flessen sap aan over gehouden. Dat komt nu mooi van pas.
Als je een paar pakken vanillevla koopt en het recept met drie vermenigvuldigt, kun je veel mensen van een lekker toetje voorzien.

Haagse Bluf.

 Nodig voor 6 personen:
- 1 klein kopje bramensap
- 1 klein kopje suiker
- 1 ei
- een mixer

Bereiding:
Doe de suiker en het sap in een mixer-kom.
Splits het ei boven een kommetje en zorg ervoor dat de dooier goed van het wit gescheiden wordt, als er wat geel bij het wit komt, wordt de massa niet goed stijf.
Doe het eiwit in de mixer-kom en mix net zo lang tot de massa stijf wordt en in de kom blijft hangen als je ’m ondersteboven houdt.
Schenk in 6 schaaltjes wat vanillevla en schep de bluf erboven op, heerlijk.




En dit was tweede kerstdag: heerlijk uitrusten en even genieten van buiten.


zaterdag 21 december 2013

Zeepzakjes haken: Wie helpt er mee?

Gepensioneerde vriendin kan prachtig breien. Maar dat mag niet meer vanwege schouderproblemen, dus nu haakt ze knuffeldieren. Ieder pasgeboren baby’tje in de kring van bekenden en familie wordt voorzien van een knuffel. Bruidsparen krijgen bruidspaartjes cadeau. Het ziet er echt schitterend uit.

Een andere vriendin houdt zich heel actief bezig met het vullen van schoenendozen voor kindertjes in
Armenië, Costa Rica, India, Sierra Leone en Togo. Deze dozen worden gevuld met schoolspulletjes, T-shirtjes en speelgoed. In deze dozen komen ook stukjes zeep. Deze vriendin kreeg 1000 stuks hotelzeepjes, bestemd voor duizend schoenendozen. Kale zeepjes geven is niet leuk.


Gepensioneerde vriendin is nu bezig met het haken van 1000 zeepzakjes. Zo wordt een stukje zeep echt een cadeautje. Ondertussen worden de vrouwen uit de kring van deze vriendin voorzien van een zeepzakje met de boodschap: duizend is wel erg veel, haak je mee?

Dus dochters, kleindochters en bekenden: haken jullie mee?

Dit is het zakje dat vriendin maakt. Volgens haar is het niet moeilijk:




Je begint met het vierkantje in het midden.
Haak een ketting van 12 lossen. Haak een stokje in de 6e losse.
Haak 1 losse, sla 1 steek van de ketting over en maak een stokje in de volgende losse. Ga zo door.
Er ontstaan 4 hokjes. Begin de volgende toer met 4 lossen, 1 stokje in het stokje van de vorige toer, 1 losse enz. Maak zo 4 toeren.

Haak vervolgens 10 lossen en zet vast met een halve vaste in de volgende hoek. Haak nog eens 10 lossen en zet weer vast met een halve vaste in de volgende hoek.
Haak als volgt verder: 3 lossen, 2 stokjes in het vierkantje, 1 stokje in het stokje, 2 stokjes in het vierkantje, enz.
Haak in het vierkantje op de hoek 5 stokjes en ga weer verder met 1 stokje in stokje en 2 stokjes in vierkantje.
Maak in de boog 18 stokjes en in de boog erna weer 18 stokjes.
Maak de toer af met een halve vaste in de derde losse van het begin van de toer. Afhechten.

Maak zo nog een hartje.
Haak vervolgens de twee hartjes met vasten aan elkaar. Laat hierbij een stukje van de bovenkant open, maar haak er wel vasten langs. Maak hierbij tussen de boogjes een lusje van 10 lossen.
Het geheel wordt afgewerkt met een randje van verdraaide vasten (achter insteken i.p.v. voorin) in een andere kleur.


Ik vind dit patroontje best ingewikkeld als je er een aantal wilt haken. Daarom ik heb ik een simpel patroontje.



Maak een ketting van 24 (dunne katoen) of 20 (gewone katoen) lossen. Maak een stokje in de 6e losse, haak 1 losse, sla een losse over en maak een stokje in de volgende losse. Dit levert een toer met 10 of 8 gaatjes op.
Voor de volgende toer haak je 4 lossen. Maak een stokje in het stokje van de vorige toer, een losse en een stokje in het volgende stokje.
Deze twee toeren vormen de bodem van het zakje. Nu gaan we omhoog:
Keer het werk niet om, maar haak 4 lossen en dan een stokje, die je insteekt tussen de twee toeren van de bodem (de zijkant). Haak 1 losse en dan een stokje die precies op de hoek ingestoken wordt.
Haak een losse en  een stokje in de volgende stokje. Ga verder met 1 losse, 1 stokje in stokje. Behandel de volgende hoeken op dezelfde manier. Het vraagt wel even aandacht om dit goed te doen.
De toer sluit je af met een halve vaste in de derde losse in het begint van de toer.
Maak nu zoveel toeren van 1 losse, 1 stokje enz., dat de breedte en de hoogte ongeveer gelijk zijn.
De volgende toer begin je met vier lossen, een vaste in het 2e stokje,  3 lossen, een vaste in het tweede stokje, enz. De toer sluiten met een halve vaste in de eerste losse van deze toer.
Volgende toer: 4 lossen, 1 stokje in lus, 1 losse, 1 stokje in stokje, 1 losse, 1 stokje in lus, enz, sluiten met een halve vaste.
Maak hierop nog zo'n toer stokjes en lossen.
Afwerken met een randje:  4 lossen, 1 stokje die je insteekt in de eerste van de vier lossen. Het geheel vastmaken in het tweede stokje, dit herhalen en deze toer sluiten met een halve vaste in de eerste losse van de toer, afhechten.

Haal door de toer met lossen een koordje of een lintje.


En lieve kleindochters, dit is voor jullie:


Begin  met het bodempje van hierboven, je mam kan dat goed voordoen. Maar haak op dezelfde manier door tot het lapje van 17 centimeter lang is.
Vouw het lapje dubbel en naai of haak de zijkanten aan elkaar. Rijg een koordje door de gaatjes.

zondag 15 december 2013

JUSTDIGGIT, nogmaals.

Een paar weken geleden schreef ik over JUST DIGGIT. Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt, heeft heel oude papieren, zo bleek vanmorgen. De predikant vertelde in zijn preek over een geschiedenis uit de Bijbel, die zich meer dan 3000 jaar geleden heeft afgespeeld. Het wordt verteld in het tweede boek over de koningen van Israël, in het derde hoofdstuk.
…. Joram, de koning van Israël krijgt onenigheid met de koning van Moab over het betalen van belastingen.  Alle mannen van Israël worden onder de wapenen geroepen. Het leger gaat op pad.  De beste route loopt dwars door de woestijn van Edom. Om een of andere reden maken ze een omtrekkende beweging en daardoor zijn ze langer onderweg dan gepland. Na zeven dagen is het water op, wat nu?
De profeet Elisa wordt geraadpleegd en dan komt het volgende advies: Dit zegt God: ‘Graaf overal in de rivierbedding kuilen. Morgen staat deze bedding vol met water. Jullie zullen morgen genoeg te drinken hebben net als jullie dieren.’
De volgende ochtend komt er plotseling water door de wadi stromen. In korte tijd staat de vallei onder water. En als het water verder stroomt, blijven de kuilen vol met water staan……
Als we het er later nog even hebben, merkt manlief op: ‘Dit was dus ook JUST DIGGIT’. En ja, in deze geschiedenis wordt gegraven om water op te vangen.

                                          Wadi Degla, Egypte.

Het is advent, tijd van verwachting. We gaan weer kerstfeest vieren en we hebben er zin in. Het is voor veel mensen dan ook een heerlijk feest in een donkere winterperiode. We weten allemaal wel iets van het verhaal over een klein kindje in een kribje, een arme vader en moeder, schaapjes, engeltjes en wijzen. Na twee dagen is de kerstromantiek voorbij en vergeten we het kerstkind. Je wordt je weer bewust van de koude realiteit van het leven. Het is net als het water dat door de wadi stroomt: je raakt even verzadigd, maar dan is er weer die dorst.

De remedie tegen deze dorst is JUSTDIGGIT.
Het kerstkind werd volwassen en zijn leven eindigde op een vreselijke manier. Maar er kwam daardoor een hoopvol nieuw begin. Wil je er meer over weten, ga dan gewoon graven, in de Bijbel. Je kunt er alles lezen over het leven van dit kerstkind en de gevolgen die het had voor deze aarde. 

SO JUST GO DIGGING.




donderdag 12 december 2013

Krantenbezorgers.

De dame van de krant staat me vriendelijk te woord. “Wat is uw postcode en uw huisnummer? Ai, ik zie dat het helemaal niet goed gaat …” Het gaat inderdaad weer niet goed. Minimaal eens in de twee weken is er geen krant of valt de verkeerde krant op de mat. We kunnen inmiddels al heel wat vertellen over onze krantenbezorgers.
Toen de krant een jaar of twintig geleden overging van post- naar brievenbusbezorging vonden we dat best prettig: heerlijk vroeg in de ochtend de krant in de brievenbus. De eerste bezorger was een scholier, die het prima deed. Helaas is het met scholieren zo, dat ze na verloop van tijd hun diploma halen en verdwijnen om elders te gaan studeren. Zijn opvolgster deed echt heel erg haar best, maar toch lukte het niet. Ze moest natuurlijk zo’n vijf verschillende kranten op de juiste adressen bezorgen. Ons probleem is, dat wij het laatste adres in de wijk zijn. We moeten het dus altijd doen met het overgebleven exemplaar. Elke dag lag er weer een andere krant op de mat: Volkskrant, Financieel Handelsblad, Algemeen Dagblad, Trouw. Soms troffen we het en konden we onze eigen krant lezen. Elke keer belde ik maar weer op en werd er per post een krantje nabezorgd. Na een aantal weken waren we het zo zat, dat we serieus overwogen ons abonnement op te zeggen. Het meiske heeft vast een ernstige klacht hebben ontvangen, want toen ik de volgende ochtend opstond, lagen er tot mijn verbazing drie kranten op de mat met een briefje erbij. Ze moet wanhopig zijn geweest, net zoals wij. We schoten  in de lach, ondanks het feit dat ons eigen blad er weer niet bij was. Vlak erna was het gedaan met haar carrière. Ik weet niet wie er een eind aan heeft gemaakt.


Haar opvolger deed het meer dan geweldig: elke ochtend om acht minuten over zes ging de klep van de brievenbus. Je kon de klok erop gelijk zetten. Ik was heel nieuwsgierig naar deze bezorger. Rond de jaarwisseling kwam hij de beste wensen langsbrengen. Het bleek een vijftigplusser te zijn. Hij vroeg of ik tevreden was. Ik vertelde hem, dat ik zeer tevreden was, want we hadden maar één keer geen krant gehad. Hij schoot meteen in een kramp en wilde weten wanneer dat was. Ik antwoordde hem, dat dat op 1 oktober moest zijn geweest. Toen ontspande hij weer; juist op die dag had een ander zijn wijk gelopen. Erna vond ik een briefje in de bus:


De man maakte het zichzelf niet gemakkelijk. Toen op een dag de verkeerde krant was bezorgd, ging om half negen de bel: hij kwam de krant omruilen voor de goede. Ik kreeg veel bewondering voor hem, toen me duidelijk werd, dat hij een dubbele wijk liep. En ‘s middags liep hij nog eens een dubbele wijk met een ander pakket kranten. Bij mijn ma bezorgde hij het Reformatorisch Dagblad. Ze was de enige RD-lezer in die wijk. Regelmatig stond hij voor haar deur even door haar krant te bladeren. Soms belde hij aan met de vraag, of hij de krant de volgende dag kon krijgen van haar. Jarenlang heeft deze bijzondere bezorger tot onze tevredenheid zijn werk gedaan. En rond de jaarwisseling gaven we hem met plezier een extraatje.
De laatste maanden is het bij tijd en wijle weer mis. Ik merk, dat ik helemaal geen zin heb om een vreemde krant te lezen. De opmaak voegt me niet, de onderwerpen zijn anders, ik mis het kerknieuws. Binnenkort ga ik kennis maken met onze bezorger. Ik twijfel nog over de beloning: wordt het een klein fooitje, of een echte aanmoedigingspremie.




woensdag 4 december 2013

JUSTDIGGIT

JUST DIGGIT betekent zoiets als ‘ga gewoon graven’. Een half jaar geleden had ik deze term nog nooit gehoord. Inmiddels las ik er een artikeltje over en kwamen er tv-spotjes langs. In deze spotjes zie je bekende mensen met een schep staan. ‘Just diggit’ is het motto. Tijd om eens uit te zoeken wat deze term inhoudt.
De klimaatveranderingen zijn ons inmiddels bekend. De aarde warmt op. Er valt minder regen in grotere hoeveelheden, waardoor er meer en ernstiger overstromingen komen. De vruchtbare grond spoelt weg. De gevolgen zijn waterschaarste, mislukte oogsten, honger, armoede, migratie.
De Sahel is hier een duidelijk voorbeeld van. De Sahel is het woestijngebied van Afrika dat door de klimaatveranderingen steeds verder naar het zuiden uitbreidt. In deze gebieden trokken altijd nomadenvolken rond van de ene voedselrijke plek naar de andere. Door de steeds ernstiger wordende  verdroging is er voor het vee niet voldoende voedsel te vinden. Het vee gaat dood. De mensen zijn daardoor gedwongen hun nomadenbestaan op te geven en moeten een andere manier vinden om in het levensonderhoud te voorzien. Dat betekent vaak bittere armoede.


De organisatie waar ik vrijwilligerswerk doe heeft een project gesteund, dat nomadenkinderen de gelegenheid biedt om onderwijs te volgen.
In het verleden hebben we ook een organisatie in Senegal geholpen die een oplossing had bedacht tegen de oprukkende Sahel. Je laat mensen een bomenplantage aanleggen en biedt hen tussen de bomen gelegenheid groente te verbouwen voor eigen levensonderhoud. De bomen worden na een aantal jaren uitgeplant om verdere verwoestijning tegen te gaan. Met deze projecten probeert men de gevolgen van de klimaatveranderingen te bestrijden . Maar is het ook mogelijk om iets te doen aan de oorzaak van de problemen?

Nu is daar ineens JUST DIGGIT. Zou het zo eenvoudig zijn?
Just Diggit stelt, dat 38% van de aarde inmiddels woestijn is geworden door ontbossing, verkeerde landbouwgebruiken en overbegrazing.  De bovenlaag van de bodem wordt hierdoor hard en ondoordringbaar, waardoor er geen regenwater meer in de grond kan dringen. Het stroomt terug naar zee waarna het verloren is voor mens, dier en natuur.

Het plan van aanpak van JUST DIGGIT.
De man achter JUST DIGGIT, de Nederlandse klimaatingenieur Peter Westerveld, ontdekte dat in verdroogde gebieden wel regen valt. Zijn plan is om zoveel mogelijk van dit regenwater op te vangen en ondergronds te brengen. Dit kun je doen door langs hoogtelijnen (dus op dezelfde hoogte) in het landschap greppels te graven van een meter diep om de ondoordringbare bovenlaag open te maken. Al het wegstromende regenwater wordt opgevangen in deze greppels en kan nu door de bodem worden opgezogen en vastgehouden. De grond raakt verzadigd van water. Na de eerste regenval komen de nog aanwezige zaden in de bodem tot leven. De natuurlijke vegetatie keert verrassend snel terug. Deze vergroening zorgt voor verkoeling en dat trekt weer regelmatiger regen aan.

En werkt dit ook?
Op dit moment wordt het eerste project uitgevoerd in de Hydrologische Corridor in Kenia. Dit is een gebied, half zo groot als Nederland, dat zich uitstrekt van de oostkust tot voorbij de Kilimanjaro. Hier wonen veel Masai-stammen, nomaden. Droogte, waterschaarste en erosie ontwrichten hun leven. Hun veestapels zijn sterk uitgedund en door uitgedroogde waterbronnen moeten zij vaak tientallen kilometers ver lopen. Het gebrek aan water leidt bovendien tot spanningen tussen de verschillende stammen. De bekendste Nationale Parken van Kenia liggen in deze corridor. Hier leeft veel groot wild, maar door de jarenlange droogte zijn ze in hun voortbestaan bedreigd.
In dit gebied zijn 12 strategische locaties uitgezocht om het plan uit te voeren.
Het begin is bemoedigend, zo blijkt uit een verslag uit het veld:
   … Tijdens de laatste regenperiode van maart-mei is veel regen gevallen in Meshanani waar in 2012
   is gegraven. Al het regenwater in dit gebied van 7.000.000 m2 is opgevangen en via de greppels
   ondergronds gebracht. Het gebied is verrassend snel weer in het groen geschoten en kan dat nu het
  hele jaar blijven. De lokale Masai bevolking en hun vee hoeven niet meer kilometers ver te lopen
  voor water en voedsel …

Persoonlijk vind ik dit een prachtige onderneming, want stel je eens voor, dat de oplossing inderdaad zo eenvoudig is ...  De klimaatveranderingen en daaruit voortkomende natuurrampen zouden een halt kunnen worden toegeroepen. En wat zou het veel betekenen voor al die mensen die tot armoede zijn vervallen door verdroging van hun leefomgeving.

Ook nieuwsgierig geworden? Kijk voor informatie, foto’s en filmpjes op www.justdiggit.org

(artikel geschreven voor KOOK in-Zicht, winter 2013)

maandag 2 december 2013

Zeeuwse Babbelaars.

Mijn opa met de Italiaanse naam was zoon van een bakker. Het was een vak dat hij in zijn jonge jaren zelf ook had beoefend.  Er was altijd iets van de liefde voor het vak blijven hangen. De dag voor zijn verjaardag was hij druk bezig met het maken van twee grote plakken bladerdeeg.  Die lukten prachtig doordat hij het deeg nog een aantal keer extra opvouwde en weer uitrolde.  Als kind mocht ik niet in de keuken komen, want als er tocht bijkwam, zou het baksel mislukken. Soms piepte ik stiekem om de deur heen. Opa stond dan driftig deeg uit te rollen op het met bloem bestoven aanrecht in de warme keuken: in hemdsmouwen en een theedoek over zijn broekriem geslagen. Als hij me ontdekte, mocht ik de keuken niet meer uit vanwege de tocht. Maar dat vond ik niet erg. Ik mocht de pan uitlikken waar hij de heerlijke banketbakkersroom in kookte.
Op de verjaardag zelf werd er een plak bladerdeeg bedekt met de room. De andere plak ging eroverheen. Nog een laagje zelfgemaakt glazuur erover gekwast en snijden maar. Ze waren heerlijk, die tompouces.
De dag ervoor was er ook een grote rollade gekocht en gebraden. Op de verjaardag zelf werd ik met de rollade naar de slager gestuurd die er dunne plakjes van sneed. Dan konden de gasten komen.




Een van die gasten was zijn zusje, Jannigje. Ze woonde in een dijkhuisje aan dezelfde dijk waar mijn opa was opgegroeid. Eens per jaar reisde ze met haar man, ome Gerrit, uit de Hoekse Waard naar het noorden. Het was een hele reis: met de bus naar Rotterdam en dan op de trein naar het noorden. Het laatste stukje moest gelopen worden.  Ome Gerrit zei niet veel. Af en toe knalde hij in plat dialect een zin de ruimte in, waarbij hij met uitpuilende ogen in de rondte keek met een blik van ’durf me eens tegen te spreken.’ Niemand sprak hem tegen, want niemand had hem verstaan.
Tante Jannigje was een vrolijk mens. Ze had een royale omvang en een enorme boezem, waar ze zelf de spot mee dreef. Ze liet ons zien, dat ze een bord soep op die boezem kon zetten en zo leeg kon lepelen. Ook verdeelde ze eens een drilpudding in stukken. De gasten zaten al te wachten met een leeg bord voor hun neus. Ze schoof de stukken pudding zo kordaat met een mes op de borden, dat diverse gasten met hun toetje op schoot zaten. ‘Goddeloos nog an toe’, was haar commentaar.

Toen ome Gerrit overleden was, kwam ze soms een paar dagen logeren, want het werd haar wat te zwaar om op één dag heen en weer te gaan. Ik verheugde me op die logeerpartijtjes. Het was altijd een vrolijke boel. Ze maakte meestal ook Zeeuwse babbelaars klaar. Het knippen van de babbelaars is een heel snel werkje, omdat de vloeistof snel hard wordt. Ik stond als kind altijd gefascineerd naar de onderkant van haar armen te kijken. Het losse vel schudde als een razende heen en weer. Maar het lukte haar altijd en ze waren lekker.


Zeeuwse babbelaars.

Nodig:
70 gram suiker
30 gram basterdsuiker
3 lepels water
3 lepels azijn
puntje zout
15 gram boter

-Besmeer de bakplaat met boter.
-Verwarm suiker, water, azijn, zout en boter langzaam in een pannetje en laat het koken tot een druppel van de massa aan de lepel hard wordt.
-Neem de massa van het vuur en giet het uit op de bakplaat. Duw met een ingevet mes de massa naar binnen.
-Herhaal dit tot het geheel stevig genoeg is om met de hand tot een rol gevormd te worden.
-Maak de rol plat en trek ‘m uit tot een lint.
-Knip het lint in stukjes. Doe de babbelaars in een pot met wat poedersuiker tegen de kleef.

vrijdag 29 november 2013

Onherroepelijk komt de winter.

De warme kleuren van de herfst vervagen.
Neergedwarreld op de koude grond
vergaat de kleurigheid tot donker,
rottend blad, overal in het rond.

Een handvol blaadjes aan de takken,
een enkele bloem of bes houdt stand.
Ze geven nog wat kleuren
aan het donker wordend land.



De lucht is van doorzichtig blauw
met een ijle, witte wolkenband.
Ganzen, gakkend, vliegen over,
strijken neer op ’t kale boerenland.

De stralen van de zon veranderen in gele
feestverlichting tussen de kale bomen,
verzilveren de pluimen van het riet;
een teken dat de winter snel gaat komen.



In de schuur ga ik op zoek
naar de koker met de gaatjes.
De mezen zijn weer in de tuin.
Ze vechten om te zaadjes.

In huis verdwijnt de gouden avondlucht
met rood-oranje plukken.
Ik doe de lampen maar weer aan,
klik de betovering aan stukken.




vrijdag 22 november 2013

De strijkstok.

Op 8 november trok tyfoon ‘Haiyan’ over de Filipijnen. Met windsnelheden van meer dan 300 km. per uur en met pieken tot 380 km. per uur is er een onvoorstelbare verwoesting aangericht. Daar kunnen we ons niets meer bij voorstellen. We vonden onze eigen storm van 150 km/ uur nog geen twee weken eerder al heel heftig. Gelukkig zijn de hulpacties vanuit de hele wereld snel op gang gekomen. Ook heel snel ging ons nationale noodhulpnummer 555 weer van start. En gelukkig werd er meteen weer gegeven.

Helaas kwamen in hetzelfde tempo ook weer de verhalen over de strijkstok. “Ik geef niet meer, want ze steken een deel van het geld in eigen zak”, zo werd er geroepen. Wie ‘ze’ zijn, weet men niet. Onze nationale knorrepot, Maarten van Rossem, vermeldde op ons publieke televisienet, dat hij aarzelde te geven aan 555 vanwege ervaringen uit het verleden.
Wat jammer, wat jammer. Zelfs al bereikt een deel van de gelden de getroffen gebieden niet, met de rest van het geld wordt er wel hulp verleend.

Ik heb een ander verhaal. We ontvingen heel snel na de ramp een mail van een vriend en zijn vrouw, een Filipijnse. Ze vroegen om financiële hulp voor hun stichting ‘de Nederlands- Filipijnse solidariteitsbeweging’ (nefiso.nl). Deze beweging is opgericht in Nederland met het doel in de Filipijnen verbeteringen teweeg te brengen op het gebied van ontwikkelingshulp, milieu en mensenrechten. Ze hebben in de loop der jaren een netwerk opgebouwd, verspreid over de hele archipel. In hun mail vermeldden ze dat 100% van de giften gebruikt wordt voor noodhulp.

Een week na de ramp kwam een mail met onder andere de volgende tekst:
… Onze contacten in de Filippijnen doen geweldig werk. In Manilla verzamelen
ze de hulpgoederen, sommige aangeboden en andere gekocht. Binnen hun netwerk
kregen ze gratis vliegtuigvervoer naar twee eilanden die ook zwaar
getroffen zijn, maar waar geen buitenlandse hulpverlener te bekennen is. Ze
willen meer doen, maar daarvoor ontbreekt het wat aan de middelen…

En dit bericht is van 20 november van Karapatan op de Filipijnen aan NFS:
... Wij zijn dag en nacht bezig geweest met het inpakken van goederen en met de benodigde voorbereidingen voor de aanstaande hulpzending op 21 november a.s.....


Wat moet ik hier nu nog aan toevoegen. Laten we het in ieder geval maar niet meer over een strijkstok hebben. De strijkstok is een excuus om je geld lekker in eigen zak te houden.
En mocht iemand moeite hebben met 555, zoek even verder. Er zijn voldoende hulpverleningsorganisaties die projecten hebben lopen op de Filipijnen en meteen aan de slag zijn gegaan (waaronder ZOA en ‘Woord en Daad’).






woensdag 20 november 2013

Is stamboomonderzoek saai? (1)

Mijn opa had een Italiaanse achternaam. Ons gezin woonde vroeger bij hem in en zijn achternaam  prijkte op een emaille naamplaatje op de voordeur. Dat riep vragen op. Maar als ik mijn moeder ernaar vroeg, was het antwoord: ‘Eén van je voorouders was een Italiaanse zeeman, die in Breda een meisje verleidde en daarna met de noorderzon is vertrokken. Meer weet ik er niet van.’ Ook opa wist verder niets te vertellen.
Een jaar of vijf geleden volgde ik een miniworkshop ‘Genealogie’ op een startdag van onze kerk. Binnen een uur kwam ik erachter dat er veel op internet te vinden is. Ik ging naar Genlias.nl en zocht op de bewuste naam. Warempel, er rolde een flinke hoeveelheid gegevens uit.
In 1773 huwde een jongeman uit Bellinzonium met een Hollands meisje. Het was geen zeeman, maar een stukadoor. Na een weekje zoeken en puzzelen had ik een globale stamboom in elkaar gezet. Alle puzzelstukjes pasten naadloos in elkaar. Die ‘Italiaanse zeeman’ bleek wel zeeman te zijn,  maar was ondertussen een  gewone Hollander. De hele familiegeschiedenis was in één man samen gevat.
Het verbijsterde me, dat het om de grootvader van mijn opa ging, slechts vier geslachten terug. De man had een gezin met kinderen. Het huwelijk was spaak gelopen. In 1883 volgde een echtscheiding wegens kwaadwillige verlating. En daarna leek hij van de aardbodem verdwenen te zijn. Voor zijn kinderen bestond hij blijkbaar ook niet meer, want geen van zijn nazaten kreeg zijn naam. Een echtscheiding was in die tijd natuurlijk een vreselijke schande.
In 1900 duikt de zeeman weer op in het vreemdelingenregister van Antwerpen. Hij vestigt zich in de stad, zijn huwelijkse staat is weduwnaar van … (gelogen dus) en als beroep geeft hij koetsier op.

Die kleine workshop heeft nogal wat gevolgen gehad. Er werd namelijk ook gezegd dat je nog levende familie moet opzoeken om bestaande herinneringen vast te leggen. Zo ben ik bij oudere neven en nichten geweest met de vraag wat zij allemaal nog weten over de familie. Het waren wat herinneringen aan vooral mijn oma. Over mijn opa was niet veel bekend. Mijn familie is protestant en woont in Noord Nederland. Het voorgeslacht van mijn opa was Rooms-katholiek in Zuid Nederland. Met de verdwenen zeeman zijn ook alle familiecontacten verloren gegaan.
In het telefoonboek heb ik gezocht op de Italiaanse naam. Het bleek om 17 adressen te gaan, heel overzichtelijk. Naar elk adres is een brief gestuurd met vragen en een beknopte genealogie. Wat werd er spontaan gereageerd, ieder had wel een stukje informatie. Ook kwamen er foto’s tevoorschijn.
Uiteindelijk heb ik bij Schiphol een plezierige ontmoeting gehad met drie verre verwanten die ook onderzoek deden naar hun voorgeslacht. Het heeft een schat aan foto’s en bidprentjes opgeleverd. Zij waren heel nieuwsgierig hoe het verder was gegaan met de Noordelijke protestantse tak.

De vrouw van de zeeman.

Volgens de zuidelijke tak had één van de eerste verwanten in Nederland gevochten voor Napoleon. Ik kon er tot deze zomer niets over vinden op internet, maar deze zomer verscheen er een familielid op wiewaswie.nl: een voltigeur in het derde regiment van het Bataafse leger. Hij was notabene in mijn eigen woonplaats overleden in 1806.
Het gevolg hiervan is dat je ineens midden in de geschiedenis van de Franse tijd in je eigen omgeving zit. Er heeft zich in Noord Holland een complete oorlog afgespeeld. Wat is een voltigeur? Hoe zit een regiment in elkaar, enzovoort.


Het jaar 1799 is deze maanden onderwerp van een geschiedenisproject voor de basisschool. Verleden week kon ik onverwacht mee naar het Stedelijk Museum als begeleidster van groep 7/8. Het was leuk. Een vrijwilliger van het museum was verkleed als Schots soldaat in complete uitrusting. Hij had wapens en foerage en alles werd uitgebreid uitgelegd. De kinderen mochten een sabel tillen (loodzwaar), er was een musket en een kanon met 5 lopen. Ze leerden er van alles over het vuurklaar maken voor een volgend schot, over kruitaapjes en meer van zuks. Hij legde ook uit hoe een regiment van 10 bij 10 man zich verplaatste. De vrijwilliger had een rood jasje aan, maar als je dat in blauw denkt, dan is daar mijn verre verwant in beeld.
Wil ik nu nog meer te weten komen, dan moet ik naar het regionaal archief, iets wat ik nog nooit heb gedaan. Want de volgende vraag is natuurlijk hoe de man gestorven is. Zijn er archieven van plaatselijke hospitaaltjes en Bataafse regimenten te vinden.


Zo blijf je dus bezig. Maar saai is het niet. 
O ja, een voltigeur is een lichte infanterist, klein van gestalte en een goede schutter. Ze moesten vooruit trekken om de bevelvoerders van de vijand uit te schakelen. Als ze klein waren vielen ze minder snel op.

dinsdag 12 november 2013

Sint Maarten.

Gisteravond kwamen de kinderen weer langs de deur. Het waren er maar tien deze keer. Maar ja, we wonen dan ook in een jaren-80-wijk. De kinderen zijn allemaal uitgevlogen. Mondjesmaat komen er jonge stellen wonen. Daarom kwamen er toch nog 10 kinderen langs. De kleintjes stonden met open mond naar de schaal met snoep te kijken, teveel keuze.

25 Jaar geleden moest je op tijd eten, want anders ging dat echt niet meer lukken. Trouwens, ons eigen kroost kon ook niet wachten tot het donker was. Aan één stuk door kwamen de kinderen aan de deur zingen. Ze moesten van mij wel netjes hun lied afmaken, want anders kregen ze niets. Vooral de groteren stopten, zodra je de deur open deed. De hummels deden allemaal erg hun best om hun liedje uit te zingen. Ik sloeg allemaal zakken met snoep in, maar soms moest je over op de koektrommel over. Dan was alles op.


Litho Sint Maarten met Lin, Tis, Meg en Nan .(2012)

Gisteravond kwamen een half uurtje na de laatste sintmaartenzanger vier kleinkinderen langs. Dat doen ze elk jaar. Op school hadden ze weer de leukste lampions gemaakt. Herfstbladeren tussen twee lagen plastic, krantenpapier om een ballon heen, lappen beschilderd met ecoline, tot een koker genaaid en aan een frame gehangen. Wat een creativiteit.
Oma had vooraf een zakje snoep voor allemaal samengesteld. Mar, de grootste liet trots de buit zien die ze had verzameld. Lieve help, wat een hoeveelheid en dat moet allemaal nog worden opgegeten ook. De meisjes waren met zijn vijven op pad gegaan. Kleine Sam was ook mee en die had het schitterend gevonden. Ze belden aan en begonnen te zingen, maar Sam dacht dat ze op bezoek ging en stapte meteen het gangetje in. Natuurlijk probeerde ze mee te zingen. Ze zorgde voor veel plezier. Na een half uurtje moest ze naar d’r bedje gebracht worden.



Ik koester zelf ook mooie herinneringen. Het was de start van een feestelijke tijd. Ik kreeg een mooie Chinese lampion uit de winkel. Op school werd er geen tijd verknoeid aan het maken van zuks. Er ging een echt kaarsje in, dat werd aangestoken. Het waaide altijd wel een beetje, dus het kaarsje was meestal snel uit. Als je pech had, vloog je lampion in de brand en moest je ‘m uittrappen op straat. Dan ging je verder met alleen een stokje en wat verbrand papier eraan. Maar dat mocht de pret niet drukken.
Mijn oudere broer ging elk jaar naar een rangeerterrein vlakbij huis. Daar stonden goederenwagons klaar met suikerbieten om naar de Suikerunie in Halfweg vervoerd te worden. Met wat klauterwerk bemachtigde hij een biet die hij uitholde. Gaten in de wand gesneden, touwtje bovenin erdoor geprikt en een kaarsje erin, dat was zijn lampion.
Veel variëteit in liedjes was er nog niet: ‘Sint Maarten, Sint Maarten’  en ‘Elf november is de dag’. Hier kreeg je één pepernoot, daar twee kruidnoten, of een schuimpje of hartje. En soms, als je geluk had, was er een sigaar of sigaret van suikergoed. Wat een rijkdom.
Er waren mensen die de deur niet open deden. Dan zong je door de brievenbus: ‘Hier woont juffrouw kikkerbil, die niets geven wil’.
Toen we groter werden, mochten we ook langs de winkels: een plakje worst bij de slager, een koekje bij de bakker en een snoepje bij de kruidenier. Nog iets verder lopen was de ijsfabriek en daar werden ijsjes uitgedeeld: vierkante blokken aan een stokje, gewikkeld in zilverpapier. Dat moest meteen opgegeten worden, lekker. En dat het koud was, deerde helemaal niet.
Als we thuiskwamen, stortten we de tas uit op tafel en konden we zien wat we allemaal hadden gekregen. Moeder had een lege beschuitbus klaar staan. Soms was die wel bijna vol. De dag erna kon het snoepen beginnen.




vrijdag 8 november 2013

Weggelopen.

Vandaag is de vaste oppasdag. Dan zorg ik voor twee kleindochters, Sam van twintig maanden en Nan van bijna vijf jaar. Als het niet regent, wandelen we door het park naar de kinderboerderij. Het is een flinke wandeling voor zulke kleintjes, maar de meiden vinden het allebei leuk, dus het is genieten, ook voor oma. Sam mag af en toe even uit de buggy en dan gaat Nan erin. Vanmorgen hebben we dat ook gedaan en het ging prima. Sam ligt nu uitgeput op bed. Nan heeft een filmpje uitgezocht en rust lekker uit op een stoel.


Een maand geleden is dat even anders gegaan. Het is die dag van dat heerlijke weer. We gaan op weg naar de kinderboerderij, maar eerst wil Nan een keertje door de doolhof. Daar aangekomen, laat ik Sam ook vrij. Met elkaar lopen we één van de twee ingangen in. Ik laat Nan de weg zoeken. Dat lukt niet zo snel. Daarom loopt ze terug naar de ingang en roept: ‘Ik ga door de andere ingang, dan weet ik de weg wel.’  Sam hobbelt achter haar aan. ‘Is goed, Nan, maar wel goed op Sam passen.’ Ik loop door met de buggy, want ik kom ze dan vanzelf weer tegen. Nan kan ik goed horen, maar verder is er geen geluid. ‘Waar is Sam?’ ‘Niet hier’, roept Nan opgewekt terug. O, wat is dat erg. Ik haast me de doolhof uit, zet Nan bij de buggy neer en verbiedt haar van die plek weg te gaan.
Langs de doolhof loopt een wandelpad dat aan beide kanten op een ander pad uitkomt. Dus in eerste instantie zijn er al vier mogelijkheden. Eerst ren ik, zo hard als ik kan naar links, kijk daar beide kanten op. Nee, niemand te zien. Terug dan maar, langs Nan heen. ‘Hier blijven hoor’, roep ik nog een keer. Mijn hart bonst mijn keel uit en ik stuur een schietgebedje omhoog.
Bij het andere pad kies ik in een opwelling de weg die we normaal naar de kinderboerderij lopen: rechtsaf, voor de brug linksaf, het pad op dat langs de sloot gaat. Goddank zie ik daar haar roze jasje net achter een flauwe bocht verdwijnen. Ze hoort me komen en schaterend rent ze nog harder weg. Maar ik heb haar. Ze krijgt een reprimande van een boze oma en snapt daar niets van. Het is juist zo leuk. Mijn knieën knikken en mijn hart bonst nog in mijn keel als ik terugkom bij Nan, die heel lief op me zit te wachten. ‘Wat duurde het lang, oma.’

dinsdag 5 november 2013

Een verjaardagsfeestje.


Kleindochter heeft het deze zomer al gevraagd: ‘Oma, wil jij op mijn verjaardagsfeestje met ons schilderen?’ Natuurlijk wilde ik dat. Maar als je er even bij nadenkt, is schilderen met 6 verjaardagsgasten van ongeveer acht jaar geen geweldig idee. Het ene kind vindt het leuk en doet erg haar best en het andere kind is er na 10 minuten helemaal klaar mee en loopt zich vervolgens te vervelen. Hoe pak je zoiets aan.

Afgelopen zomer liep ik op een kunstenaarsmarkt en zag daar een inspirerend idee. Iemand had een driedimensionaal schilderij gemaakt van een sprookje. Daar ben ik verder op gaan broeden. Het heeft het volgende resultaat opgeleverd:
·         Inspiratiebron is het sprookje ‘De prinses op de erwt.’ Dit verhaal wordt eerst voorgelezen.
·         Hierna krijgt elk kind een echt schilderspaneel van 40 x 50 centimeter. (Big Bazaar) Vooraf had ik in de korte bovenkant een messing schroefoogje gedraaid en op het doek lijnen op uitgezet van de scheiding van vloer en behang en het bed. Boven de onderkant van het bed is een vlak van 10 x 20 cm. aangegeven, waarop niet geschilderd mag worden.
·         Voor elk kind staat klaar: een schotel, een pot met water en twee kwasten (een dikke en een dunne) en een oude lap.
·         Op tafel staan tubes acrylverf: veel wit en verder rood, geel, blauw en goud. (Action)
·         En nu kan ieder na wat uitleg aan de slag. Ik vind het belangrijk, dat ze mooie kleuren mengen en dat doen ze dan ook met overgave.



De natte panelen worden op kranten op de vloer te drogen gelegd. De tafel wordt leeg en schoon gemaakt en deel twee van het project gaat beginnen. Van te voren heb ik allerlei resten stof aan repen geknipt van zo’n 4 cm. breed. En voor elk kind is er een stukje karton van 10 x 20 cm. Nu komen er een paar tubes knutsellijm op tafel.
·        Op de lange zijde van het karton wordt aan de onderrand een streep lijm aangebracht.
      Een reep stof wordt,  met de verkeerde kant boven, langs de bovenrand op het karton geplakt.
·        Hierna wordt er vlak boven op het karton weer een streep lijm gezet.
·        De stof wordt dubbel gevouwen en vast gelijmd.
·        Vervolgens gaat er een andere reep stof op dezelfde manier dakpansgewijs boven.
·         De laatste rand van de laatste reep stof wordt naar de achterkant van het karton gevouwen en daar vastgelijmd.
·         Ikzelf heb vervolgens een mooie kraal op de onderste reep  vastgezet met naald en draad.



Dit kan ook mooi drogen, want nu wordt de prinses gemaakt. Dat is wel wat lastig voor deze leeftijd.
·        Vooraf vouw ik een lange pijpenrager dubbel en voegde er twee korte bij. Dit schuif ik in een grote houten kraal.
·         De kinderen knippen de haren van bobbeltjeswol en die doe ik tussen de dubbele rager, smeer er lijm aan en trek alles op zijn plaats.
·         De kinderen zoeken een leuk lapje uit voor een nachtpon. Dit is een simpel rond lapje met een klein gaatje in het midden. Dat wordt over de ragers naar de nek getrokken.
·        Vervolgens knip ik armen en benen op de juiste lengte en plak een kraal om de uiteinden.
·        Het kroontje is een stukje foam in de vorm van een tulpje (Wibra). Het onderrandje knippen we eraf, steken er een speld door en met wat lijm wordt het geheel in de kraal gestoken. 
      De kinderen tekenen nog een gezichtje op de kraal.



Nu kunnen de drie delen aan elkaar gemaakt worden:
De repen stof op het karton worden op maat geknipt en op het kale doek geplakt.
Met een onzichtbaar draad kan de prinses aan het schroefoogje opgehangen worden zodat het lijkt of ze op de rand van haar bed zit.


De kinderen zijn heel enthousiast over het resultaat en nemen het trots mee naar huis.
De kosten vielen mee. Het kwam op ongeveer 6 euro pp.
En oma? Die vond het bar leuk, maar denkt stiekem bij zichzelf: Dat doe ik niet nog een keer.