Vandaag is de vaste oppasdag. Dan zorg ik voor twee
kleindochters, Sam van twintig maanden en Nan van bijna vijf jaar. Als het niet
regent, wandelen we door het park naar de kinderboerderij. Het is een flinke
wandeling voor zulke kleintjes, maar de meiden vinden het allebei leuk, dus het
is genieten, ook voor oma. Sam mag af en toe even uit de buggy en dan gaat Nan
erin. Vanmorgen hebben we dat ook gedaan en het ging prima. Sam ligt nu
uitgeput op bed. Nan heeft een filmpje uitgezocht en rust lekker uit op een
stoel.
Een maand geleden is dat even anders gegaan. Het is die dag
van dat heerlijke weer. We gaan op weg naar de kinderboerderij, maar eerst wil
Nan een keertje door de doolhof. Daar aangekomen, laat ik Sam ook vrij. Met elkaar
lopen we één van de twee ingangen in. Ik laat Nan de weg zoeken. Dat lukt niet
zo snel. Daarom loopt ze terug naar de ingang en roept: ‘Ik ga door de andere
ingang, dan weet ik de weg wel.’ Sam
hobbelt achter haar aan. ‘Is goed, Nan, maar wel goed op Sam passen.’ Ik loop
door met de buggy, want ik kom ze dan vanzelf weer tegen. Nan kan ik goed horen,
maar verder is er geen geluid. ‘Waar is Sam?’ ‘Niet hier’, roept Nan opgewekt
terug. O, wat is dat erg. Ik haast me de doolhof uit, zet Nan bij de buggy neer
en verbiedt haar van die plek weg te gaan.
Langs de doolhof loopt een wandelpad dat aan beide kanten op
een ander pad uitkomt. Dus in eerste instantie zijn er al vier mogelijkheden.
Eerst ren ik, zo hard als ik kan naar links, kijk daar beide kanten op. Nee,
niemand te zien. Terug dan maar, langs Nan heen. ‘Hier blijven hoor’, roep ik
nog een keer. Mijn hart bonst mijn keel uit en ik stuur een schietgebedje omhoog.
Bij het andere pad kies ik in een opwelling de weg die we
normaal naar de kinderboerderij lopen: rechtsaf, voor de brug linksaf, het pad
op dat langs de sloot gaat. Goddank zie ik daar haar roze jasje net achter een
flauwe bocht verdwijnen. Ze hoort me komen en schaterend rent ze nog harder
weg. Maar ik heb haar. Ze krijgt een reprimande van een boze oma en snapt daar
niets van. Het is juist zo leuk. Mijn knieën knikken en mijn hart bonst nog in
mijn keel als ik terugkom bij Nan, die heel lief op me zit te wachten. ‘Wat
duurde het lang, oma.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten