vrijdag 8 november 2013

Weggelopen.

Vandaag is de vaste oppasdag. Dan zorg ik voor twee kleindochters, Sam van twintig maanden en Nan van bijna vijf jaar. Als het niet regent, wandelen we door het park naar de kinderboerderij. Het is een flinke wandeling voor zulke kleintjes, maar de meiden vinden het allebei leuk, dus het is genieten, ook voor oma. Sam mag af en toe even uit de buggy en dan gaat Nan erin. Vanmorgen hebben we dat ook gedaan en het ging prima. Sam ligt nu uitgeput op bed. Nan heeft een filmpje uitgezocht en rust lekker uit op een stoel.


Een maand geleden is dat even anders gegaan. Het is die dag van dat heerlijke weer. We gaan op weg naar de kinderboerderij, maar eerst wil Nan een keertje door de doolhof. Daar aangekomen, laat ik Sam ook vrij. Met elkaar lopen we één van de twee ingangen in. Ik laat Nan de weg zoeken. Dat lukt niet zo snel. Daarom loopt ze terug naar de ingang en roept: ‘Ik ga door de andere ingang, dan weet ik de weg wel.’  Sam hobbelt achter haar aan. ‘Is goed, Nan, maar wel goed op Sam passen.’ Ik loop door met de buggy, want ik kom ze dan vanzelf weer tegen. Nan kan ik goed horen, maar verder is er geen geluid. ‘Waar is Sam?’ ‘Niet hier’, roept Nan opgewekt terug. O, wat is dat erg. Ik haast me de doolhof uit, zet Nan bij de buggy neer en verbiedt haar van die plek weg te gaan.
Langs de doolhof loopt een wandelpad dat aan beide kanten op een ander pad uitkomt. Dus in eerste instantie zijn er al vier mogelijkheden. Eerst ren ik, zo hard als ik kan naar links, kijk daar beide kanten op. Nee, niemand te zien. Terug dan maar, langs Nan heen. ‘Hier blijven hoor’, roep ik nog een keer. Mijn hart bonst mijn keel uit en ik stuur een schietgebedje omhoog.
Bij het andere pad kies ik in een opwelling de weg die we normaal naar de kinderboerderij lopen: rechtsaf, voor de brug linksaf, het pad op dat langs de sloot gaat. Goddank zie ik daar haar roze jasje net achter een flauwe bocht verdwijnen. Ze hoort me komen en schaterend rent ze nog harder weg. Maar ik heb haar. Ze krijgt een reprimande van een boze oma en snapt daar niets van. Het is juist zo leuk. Mijn knieën knikken en mijn hart bonst nog in mijn keel als ik terugkom bij Nan, die heel lief op me zit te wachten. ‘Wat duurde het lang, oma.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten