vrijdag 3 november 2017

De kabouters zijn weer in het land.

Manlief en ik wandelen ons dagelijkse rondje door het park. Op diverse plekken zien we geplastificeerde A4-tjes aan bomen en paaltjes hangen. Er staat een kabouter op afgebeeld met een pijl die richting wijst. Tegelijkertijd zien we bij de school een vader met een stel kleuterjongetjes naar buiten stappen. Ah, de herfst gaat weer gevierd worden. De A4-tjes zijn, zo te zien, met zorg door een toegewijde juf gemaakt. Ik noem het toegewijd, want het papier ziet er keurig uit, met een mooie kabouterafbeelding en rimpelloos geplastificeerd. Waar halen die juffen en meesters de tijd en de energie vandaan. Ze werken zich al drie slagen in de rondte en als er dan een extra project langs komt, dan wordt ook dat weer zorgvuldig en met liefde georganiseerd, petje af.


Het is best spannend voor de kleintjes, want kabouters bestaan echt en misschien zit er wel eentje achter de volgende boom naar jou te koekeloeren, je weet het maar nooit. Een tante-zeggertje van me was bevoorrecht. Zij kon de kabouters echt zien. Ernstig wees ze dan naar de plek waar ze stonden. Helaas keek ik elke keer te laat de goede richting uit. Dan waren ze alweer weggerend, want kabouters houden niet zo van mensen.


De vader en de jongetjes lopen stilletjes over het kronkelende paadje. Het is spannend. Voor alle zekerheid blijven de jongetjes maar achter de vader aan lopen. Bij het grasveld stopt het groepje. Er hangt aan de paal een kabouter met een opdracht voor ze: Raap wat boomblaadjes op, leg ze op je hand en blaas, net zo hard als de wind. Probeer ze zolang mogelijk in de lucht te houden. Het zoontje van de vader begint eerst, jolig rent ie achter zijn blaadjes aan. De andere jongetjes hoeven niet lang na te denken en even later rent het hele stelletje uitgelaten in het rond. Het kost wel wat moeite om ze erna weer in het gareel te krijgen

Er komen steeds groepjes langs, de jongetjes gedragen zich zoals jongetjes dat horen te doen; nadat ze van het spannende paadje af komen, springen ze regelmatig even uit de band, letterlijk en figuurlijk. De meisjes lopen heel lief met de hulpmoeder mee, bukken af en toe naar de grond en krijgen dan uitleg over blaadjes, eikeltjes en paddenstoeltjes. Even later lopen ze gezellig pratend weer verder, hand in hand.

Ik kijk toe en ik wou dat ik weer even jong kon zijn.

woensdag 25 oktober 2017

Mijn naaste en ik.

Met deze laatste blog in de serie van drie moet ik de hand in eigen boezem steken. 
Ik denk dat bijna iedereen wel bekend is met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan; Een man is op reis, wordt beroofd van alles wat hij heeft en daarna gewond achtergelaten op de weg. De priester en de Leviet die hem passeren helpen niet, maar lopen hem voorbij. Daar zullen ze zeker hun reden voor gehad hebben. De Samaritaan die daarna langs komt, iemand van een vijandig volk, stopt wel en helpt hem. Hij zorgt er zelfs voor dat de man verzorgd wordt achtergelaten in een herberg 


Jezus vertelde deze gelijkenissen om ons een spiegel voor te houden. In dit verhaal gaat het om de vraag 'Wie is mijn naaste?' en 'Wat wil Jezus dat ik doe voor mijn naaste in nood?' 
In vroeger tijden waren deze vragen eenvoudig te beantwoorden. Je had te maken met je familie en met de mensen uit je gemeenschap. Als er verder weg iets gebeurde, dan hoorde je het niet of pas veel later in de tijd.
Met de komst van de televisie is de hele wereld onze huiskamer binnen gekomen. We kunnen de natuurrampen bijna live volgen. We zien gemeenschappen waar honger wordt geleden, waar extreme armoede heerst. We zien mensen die te lijden hebben onder milieurampen, onder oorlogen...

Als ik weet over oorzaken van honger in deze wereld ... 
Als ik weet over onze veel te grote 'voetafdruk'... 
Als ik graag een rechtvaardige wereld wil ...
Durf ik dan te kijken in de spiegel van deze gelijkenis.


Opkomende gedachten zijn, 'Ja, alles goed, maar ik kan toch niet iedereen op deze wereld helpen?' en 'Mag ik dan niet genieten van de welvaart waar ik hard voor heb gewerkt?' 
Er zijn meer gelijkenissen, spiegels, in de Bijbel te vinden. Een ervan gaat over 'De rijke man en de arme Lazarus'; Een rijk man viert feest en geniet van zijn rijkdom. Voor zijn huis, op straat, ligt Lazarus, een arme bedelaar, bedekt met zweren. Hij hoopt iets te krijgen van het voedsel dat overblijft van de maaltijd van de rijke. Maar dat gebeurt niet. Er komen enkel honden die zijn zweren likken. De bedelaar sterft en wordt in de hemel opgenomen. De rijke man sterft en komt in het dodenrijk terecht waar hij het slecht heeft.
Het valt me op, dat de rijke man niet gestraft wordt om de rijkdom waar hij van heeft genoten. Nee, hij wordt gestraft omdat hij niet heeft omgezien naar de hulpbehoevende bij zijn voordeur.



De hele wereld komt de huiskamer binnen en iedereen is zo'n beetje mijn naaste. Wil ik iets verbeteren aan hun situatie, dan moet ik om te beginnen hulp vragende mensen om me heen helpen, dan royaal geven aan goede hulp- en ontwikkelingsorganisaties en bovendien serieus werk gaan maken van het verkleinen van mijn ecologische voetafdruk. Dat wordt een hele klus.

zaterdag 21 oktober 2017

Over de ecologische voetafdruk.

De vorige keer schreef ik een informatief stukje over honger, als vervolg nu een stukje over onze ‘ecologische voetafdruk’.


Wat is een ecologische voetafdruk?
De mens heeft natuurlijke hulpbronnen nodig om te kunnen leven op deze aarde.  Het gaat dan over grond, voedsel, water en milieu (de CO2 die we uitstoten). Je kunt meten hoeveel ruimte een mens nodig heeft om in deze behoeften te voorzien. Daarbij moet je ook rekening houden met de hoeveelheid productieve grond.
De ruimte die een mens nodig heeft om te kunnen leven, kan omgerekend worden naar de hoeveelheid beschikbaar, productief land. Dit noemt men een Mondiale Hectare, ook wel een ‘Eerlijke Aarde Aandeel’. Bij een eerlijke verdeling is er voor iedere aardbewoner 1,7 hectare beschikbaar op deze aarde.
In 1970 gebruikte de mens 1,7 hectare, precies zoveel als de natuur weer op tijd kon aanvullen. Nu gebruiken we gemiddeld 2,6 hectare. Dat is al veel meer dan dat er beschikbaar is. Anders gezegd: we gebruiken in een jaar waar de natuur anderhalf jaar voor nodig heeft om aan te vullen. Dan hebben we het over de aanwas van bijvoorbeeld bos, vis en ander voedsel. Ook stoten we meer CO2 uit dan de bossen op kunnen nemen door het verstoken van olie en kolen .

De cijfers.
Nu volgen een paar cijfers uit het ‘Living Planet Rapport’ van het WNF dat om de twee jaar verschijnt:
- De gemiddelde Congolees en Indiër gebruikt 0,9 hectare. Dit is veel minder dan het   ‘Eerlijke Aarde Aandeel’. Zij hebben structureel tekort. We hebben het hier ook nog eens over een gemiddelde: er leven mensen in die landen die veel meer tot hun beschikking hebben, maar ook mensen die veel meer tekort komen. En dan hebben we het over honger.
- Het gemiddelde gebruik van de Keniaan ligt gemiddeld op 1,1 hectare. Ook dit is minder.
- Turkije gebruikt gemiddeld 2,7 hectare per inwoner. Dit is alweer meer. De VS maken het heel bont: Elke inwoner van de VS heeft 8 hectare nodig om zijn/haar leefstijl in stand te houden. Dit betekent dat er meer dan 4,6 aardbollen nodig zijn om deze leefstijl in stand te houden.
- Wereldwijd bedraagt de gemiddelde ecologische voetafdruk anderhalve aarde.

Hoe doen de Nederlanders het? En hoe doe ik het?
Nederlanders verbruiken gemiddeld 6,2 hectare. Als iedereen zou leven als een Nederlander, dan hebben we 3,5 aardbollen nodig om te voldoen aan de consumptie. 
Tja, dan moet ik als inwoner van dit land ook de hand in eigen boezem steken en me afvragen hoe het met mijn leefstijl is gesteld. 
Een handig hulpmiddel is de voetafdruktest: http://voetafdruktest.wnf.nl


Ik maak de test, vul 'm eerlijk in en vind de uitslag in eerste instantie helemaal niet zo slecht. Maar eigenlijk is dit natuurlijk shocking. 


Komende tijd is dit een ding om mee bezig te zijn: Hoe verklein ik mijn ecologische voetafdruk!

Bronnen:
www.wnf.nl/wat-wnf-doet/themas/voetafdruk/wat-is-ecologische-voetafdruk.htm
www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/35-aarde-nodig-voor-nederlandse-ecologische-voetafdruk 



dinsdag 17 oktober 2017

Honger een ver-van-mijn-bed-show?

In de ‘One World’ van deze maand staat een leerzaam artikel over honger en onze rol bij het ontstaan van deze honger. Ik vat het kort samen:

Er leven meer dan 7 ½ miljard mensen op deze aarde.
794 Miljoen van hen hebben extreme honger. Deze mensen vermageren en kunnen niet meer normaal functioneren. 2 Miljard wereldburgers lijden aan verborgen honger. Dit houdt in dat ze eenzijdig eten, bv veel rijst en geen groenten. Ze hebben een tekort aan vitamines en mineralen. Met name jonge kinderen kunnen zich hierdoor fysiek en intellectueel niet goed ontwikkelen. 35% Van de kinderen onder de vijf jaar in Afrika zijn onderontwikkeld …
Wat een voorrecht om in het welvarende deel van de wereld te zijn geboren …

                                                                     Foto AFP

Op de wereld is meer voedsel dan we nodig hebben.
- Op dit moment zijn we in staat om 9 miljard mensen te voeden. Maar door armoede,  uitsluiting, onwetendheid, natuurrampen en conflicten hebben grote groepen mensen geen toegang tot voedsel.
- Op dit moment gaat 30 tot 40% van het geproduceerde voedsel verloren.
- De vraag naar vlees is groot. Voor het produceren van 1 kg. biefstuk is gemiddeld 25 kilo voer nodig en dat moet ergens groeien. In de EU wordt 80% van de weidegrond gebruikt om veevoer te verbouwen of om vee op te laten grazen. Wereldwijd is 75% van de landbouwgrond in gebruik voor de productie van veevoer.
Minder vlees eten is helemaal geen slecht idee …

                                                                                                                Foto AFP

In sommige landen lijkt de honger blijvend.
Dit is te wijten aan het feit dat sommige gebieden kwetsbaarder zijn. Dit heeft te maken met klimaatveranderingen, maar ook met levensstijl. Nomaden bijvoorbeeld zijn veel kwetsbaarder voor hongersnood. Dit komt omdat zij door de droogte steeds verder op zoek moeten naar gras voor hun vee. Dit leidt tot meer conflicten omdat ze op andermans gronden terecht komen op zoek naar voedsel.
Klimaatveranderingen ontstaan voornamelijk door de extravagante levensstijl van de rijke westerlingen. Anders gezegd, onze ecologische voetafdruk is vele malen te groot. (Hier maak ik apart een blog over) Je kunt de conclusie trekken dat we het aan onze eigen invloed op het klimaat te danken hebben dat er elke keer weer noodhulp naar dezelfde gebieden moet.
Energiebewust leven is belangrijk voor alles en iedereen …
                                                                                                          Foto Reuters

De boeren die ons voedsel verbouwen leven zelf in armoede.
In ontwikkelingslanden werken 1,3 miljard mensen in de voedselproductie. In Nederland komt 36% van het geïmporteerde voedsel uit landen die met voedseltekorten hebben te kampen. Bovendien komt de winst op voedsel niet ten goede aan de boeren. De meeste winst gaat naar de handelaren en de supermarkt. De boeren krijgen zo weinig voor hun voedsel dat ze er amper van kunnen leven.
Extra geld uitgeven aan fair trade producten geeft de producent een eerlijk inkomen …

                                                                                                                                     Foto Max Havelaar

Geld geven voor noodhulp bij een conflict heeft zin.
Honger en conflicten gaan nogal eens samen. Honger is dan een politiek probleem. De overheid laat het afweten en geeft geen hulp. Lokale hulporganisaties en kerken daar doen wat in hun vermogen ligt, maar zijn vaak uitgeput geraakt door het conflict.
De mensen hier twijfelen vaak aan het nut van noodhulp en geven daarom maar niet. ‘Het helpt toch niet. Het geld verdwijnt allemaal in de zakken van corrupte politici.’
Maar het is belangrijk dat de lokale organisaties weer middelen in handen krijgen om hulp te verlenen. Het stelt hen in staat om op tijd problemen op te lossen.
Geld geven voor noodhulp heeft altijd zin …

Bronnen:
One World 10-2017 – 6 dingen die je moet weten over honger – Channa Brunt.
decorrespondent.nl 29-06-2016 – Dit betekent vlees eten voor onze planeet – E. Nieuwenhuis.


zondag 15 oktober 2017

Als je niet wilt verdwalen moet je thuis blijven.

Pientje had in een optimistische bui NS-kaartjes bij Kruidvat gekocht. Dat er alleen in het weekend mee gereisd kon worden ontdekte ze thuis pas. Er was er nog eentje over en die was bijna verlopen. Het ging ’m niet meer worden. Zodoende zitten manlief (met een vrije reisdag) en ik (met het bewuste Kruidvat-kaartje) op deze mooie zaterdag in de trein om de NS-wandeling van Arnhem naar Wolfheze af te maken. 
Gelukkig hebben we nog een zitplaats in de trein, want het lijkt er op dat de helft van Nederland vandaag de kuierlatten neemt, gezien de vele wandelschoenen. Even later wordt me duidelijk dat de meeste mensen op weg zijn naar de Amsterdam City Walk. Na Amsterdam wordt het rustig, denk je bij jezelf, maar nu komen de studenten massaal de trein instappen om uit te gaan in Utrecht. Het geeft in ieder geval een gezellig geroezemoes in de trein. In Ede-Wageningen stappen we over op de sprinter naar Arnhem en dan is het plotseling oorverdovend stil.
Vorige keer waren we tot Oosterbeek gekomen. Daar stapten we nu uit de trein en in een heerlijk zonnetje vervolgen we onze route alsof er geen maanden pauze tussen zitten.


Als je het station verlaat in westelijke richting loop je al snel door de bossen. De bomen verkleuren nu aardig en de zon doet je bijna denken dat het nog zomer is. Grappig is dat; de vogeltjes beginnen ook meteen weer muziek te maken. 


Het is een schitterende wandeling door de Bilderbergbossen. Je loopt over prachtige bospaden, langs stukjes heide met een drinkpoel. 


Even later komen we op een terrein van Natuurmonumenten terecht. Hier raken we van het padje. Dat ontdekken we, als we bij de spoorbaan komen. Daar horen we helemaal niet te zijn. Er zit niet anders op dan weer terug lopen tot het punt waarop alles nog klopte. Op pad punt hebben we de route en het kaartje al bestudeerd, samen met een stel leeftijdgenoten die er ook niet uitkomen. Maar die lopen een andere route. Wij zijn dus de verkeerde kant op gelopen en zij waarschijnlijk de goede. Nu pakken we de andere mogelijkheid en warempel, de hele beschrijving klopt weer. 
Hier lanceert manlief zijn motto: Als je niet wilt verdwalen moet je thuis blijven.


We gaan nu door een uniek gebied. Door dit bos loopt de Wolfhezerbeek. De wandeling gaat langs de oever van deze beek en regelmatig via vlonders er over heen. Het terrein is behoorlijk heuvelachtig. Het wordt nu drukker in het bos. Terwijl we op een uniek plekje zitten te eten komen er regelmatig wandelaars langs, ook het echtpaar dat net als wij twijfelde over de route. Er staan prachtige paddenstoelen op de hellingen van de beek en bijna elke wandelaar zien we bukken en een foto maken. Ik dus ook 😏. Dit is waarschijnlijk een beroemd exemplaar aan het worden op Instagram. 


We passeren een prachtige boomstronk, een plaatje waard.


... en een omgevallen den met een bordje met uitleg erbij: de kringloop van de duizendjarige den. Je ziet dat de natuur deze ouwe knar helemaal gaat verslinden.


Even verderop wordt het nog drukker op de paden en we zien waarom. Hier staan de Wodanseiken van Wolfheze. Deze bomen zijn 450 jaar oud en komen voor op heel wat werk van oude landschapsschilders (Mauve, Mesdag). Er staat een enorme groep mensen bij de eeuwenoude bomen terwijl ze uitleg krijgen van een boswachter. Het echtpaar van eerder komt van de andere kant af langs lopen. We begroeten elkaar bijna als oude bekenden, komisch.


We blijven langs de Wolfhezerbeek lopen. De beek ontstaat hier uit kwelwater, dat kraakhelder is. Ik heb het niet geprobeerd, maar volgens mij kun je het zo drinken. 
Nu is het natuur, maar vroeger werd hier hard gewerkt, stonden er koren- en papiermolens.


Na deze prachtige route laten we de beekoever achter ons. Over een stuk heideterrein komen we bij het ecoduct over de A12. Leuk, je mag er aan de zijkant over heen. Helaas is het pad afgeschermd van het deel waar grote en kleine dieren de A12 veilig over kunnen steken. Wel zijn er kijkgaten, maar wat je daar doorheen ziet valt tegen. Ik had er een heel andere voorstelling van.


Nog een stukje lopen door het bos en dan naderen we het station van Wolfheze. We kunnen weer op huis aan.


In de trein verwonder ik me weer eens over de vreemde kostgangers van Onze Lieve Heer. Er komen twee conductrices om kaartjes te controleren. Voor hen uit haast zich een Eritrese jongen voorbij. Het laat zich raden waarom. Het valt een man vlakbij ons ook op. Hij begint meteen te oreren tegen de vrouw voor hem. Ze luistert beleefd. Volgens de man kun je prima zwart rijden, want het loont de moeite. Hoewel hij het niet doet, voegt hij eraan toe. Dan begint hij over het Excel-bestand dat hij bijhoudt. Hij reist voor zijn werk tussen Amsterdam en Castricum. Elke dag noteert hij of hij gecontroleerd is of niet. En wat blijkt, vandaag is hij voor de tweede keer gecontroleerd in dit jaar. Hij rekent voor wat het hem zou kosten als hij zwart zou reizen en wat het hem nu kost. De vrouw blijft naar hem luisteren, knikt af en toe, maar oogt duidelijk opgelucht als de trein stopt bij Castricum. De man verdwijnt met een beleefde groet uit beeld. 







vrijdag 29 september 2017

Genieten van de herfst.

Wat is de herfst er vroeg bij dit jaar! De veelbelovende bramenoogst hangt in de tuin te verschrompelen. Of de bramen nog rijp zullen worden dit jaar … Gelukkig staat er een wijnfles vol sap in de koeling, samen met een weckpot vol bramenjam. De scones en de Haagse Bluf zijn veilig gesteld. 


Het is de hele week alweer mistig in de ochtend. Ook vanmorgen begint de dag weer wazig. Omdat het vandaag zo'n beetje de laatste droge dag wordt met een lekkere na-zomerse temperatuur, stappen manlief en ik vroeg op de fiets met in de tas een thermoskan heet water en oplos-Wiener-melange. Het werk dat vandaag wacht kan prima vanmiddag gedaan worden. 
We koersen, zoals elke herfst, weer richting Berger Duinen. Het wordt langzamerhand een vaste traditie. We stappen ook elke keer even van de fiets bij de waterplas in de Waterleidingduinen. Het verstilde water in combinatie met de herfstachtige begroeiing op de oevers geeft een eindeloos gevoel van rust. Ik herinner me deze plek op een keer in een ander jaargetijde. Het water oogde toen heel donker. De zonnestraaltjes lieten duizenden diamantjes schitteren in het water, adembenemend mooi en onbetaalbaar. 


De spinnen leefden de hele zomer zo'n beetje onzichtbaar tussen de struiken. De herfst maakt hun aanwezigheid plotseling weer zichtbaar. Tussen de uitgebloeide heidestruiken zijn plotseling de mooiste weefsels gesponnen.



Verder kijk ik vandaag weer mijn ogen uit aan de paddenstoelen. De mooiste exemplaren schieten omhoog, ook al weer een onzichtbare wereld die zomaar even zichtbaar wordt, genieten.








Op weg naar huis rijden we nog een stukje fietspad waar in de herfst bij het korter worden van de dagen de boomstammen steeds donkerder worden en de bodem steeds bruiner. Dit is het begin.



zondag 17 september 2017

Zondag.

In mijn jeugdjaren was het vanzelfsprekend dat iedereen die op zondag niet hoefde te werken, dat niet deed. Alleen in de zorg en in andere dienstverlenende beroepen was werken op zondag noodzakelijk. Binnen onze kerk was het een hele discussie of de kerkleden wel ploegendienst konden lopen op de Hoogovens waar velen hun boterham verdienden. Ploegendienst lopen betekende ook regelmatig werken op zondag. Die Hoogovens konden niet zomaar een dagje stil gelegd worden.


Ik moest er zomaar ineens aan terug denken toen we verleden week op weg waren naar de kerk. Wat is er veel veranderd in vijftig jaar! 

Zondag, 10 september 2017.
Het is zondag. We stappen om negen uur op de fiets om naar de kerk te gaan, een afstandje van zes kilometer. Zolang het niet regent en stormt is het heerlijk om te doen. De buurt is nog in diepe rust. Een enkeling laat zijn/haar hondje uit.
We passeren het verzorgingshuis. Je kunt net in de keuken kijken; de kok is met zijn assistenten druk bezig met de voorbereidingen voor de komende dag.
We fietsen langs het winkelcentrum. Een enorme vrachtwagen komt langs rijden. De chauffeur parkeert de achterkant voor de ingang van het magazijn van de supermarkt. De roldeur gaat ratelend omhoog, binnen staat er iemand klaar om de vracht in ontvangst te nemen. Als over een paar uurtjes de supermarkt open gaat, moet de klant niet voor lege vakken komen te staan.


Het wordt drukker. Steeds meer auto’s passeren ons. Even verderop is een straatrommelmarkt georganiseerd. Zoiets trekt veel vroege bezoekers. die iets op de kop hopen te tikken dat later veel geld waard blijkt te zijn. Tja, dan moet je er vroeg bij zijn. Op het gras van het plantsoentje bij de rommelmarkt staan de auto’s kriskras door elkaar geparkeerd want de parkeerplaatsen zijn allemaal al bezet. Druk pratende vrouwen met grote fietstassen rijden ons tegemoet en slaan af, de bewuste straat in.

We worden roepend gemaand om opzij te gaan. Een grote groep wielrenners wil passeren, maar wel twee aan twee. Ze hebben bijna heel de breedte van het fietspad nodig. Het geluid van de luid kletsende wielrenners sterft weg en het is een tijdje stil. Een grote groep spreeuwen smult luidruchtig van bessen in bomen en struiken.
Op het volgende stuk van onze route passeren we veel hardlopers; gespierde vrouwen en mannen die zonder zichtbare inspanning hun kilometertjes maken, maar ook mensen die de strijd tegen de kilo’s zijn aangegaan en hijgend voortsjokken, het shirt drijfnat van het zweet.
We fietsen onder de randweg door waar het autoverkeer al behoorlijk toeneemt. In de buurt van de volgende supermarkt zoekt een enorme vrachtwagen zijn weg naar het magazijn, ook daar zal wel iemand wachten achter de roldeur.



Weer een stukje verder begint de kerkklok te luiden. Het begint met één klok. Na een minuut klinkt er een tweede klok bij en dan nog een derde klok. Hierna verdwijnt het geluid weer klok na klok. Het is kwart over negen. Er lopen wat kerkgangers over straat, op weg naar de roepende kerk. Bij de halte staat een groepje mensen te wachten op de bus.



We naderen ons eigen kerkje dat vlakbij de sportvelden staat. Meerdere auto’s passeren ons: van onze eigen broeders en zusters die vrolijk naar ons zwaaien, maar ook auto’s van sporters en hun familie. Het is bijna file rijden op het laatste smalle stukje. Om vijf voor half tien zetten we onze fiets in de stalling en stappen de kerk binnen. We worden hartelijk verwelkomd. De band is druk aan het oefenen op de liederen die deze dienst door hen gespeeld zullen worden. Het wordt weer een bijzondere dienst, over afwisseling in de kerk hebben we tegenwoordig niet te klagen.

Als we uit de kerk komen is het druk op straat met mensen die overal heen op weg zijn. Wij gaan thuis koffie drinken. Vaak komen er kinderen en kleinkinderen langs. Het is al halverwege de middag als ik soep kook en een stokbroodje in de oven stop, ons zondagse maal. Na een rustig uurtje mogen we weer naar de kerk. Manlief hecht er aan om weer te gaan. Ik blijf soms graag thuis. Het moet niet altijd. De meeste avonden verlopen rustig; er komen soms vrienden langs. We kijken naar ‘Songs of Praise’ van de BBC of luisteren naar de radio. We lezen een tijdschrift, pakken een mooi boek en drinken een wijntje. Als we beginnen te gapen, gaan we naar bed.

Zondag anno 1965.
We worden vroeg uit bed getrommeld. Het is bijna tijd om naar de kerk te gaan. Als aankomend puber heb ik er niet veel zin. Al morrend doe ik het toch maar, want mijn pa kan goed van leer trekken als we niet op tijd beneden zijn. De kerkdienst begint om negen uur. Fietsen doe je niet op zondag, dus we gaan lopen. Het is zo’n 25 minuten. Netjes in rok (en kousen met jarretelles) loop ik met mijn broers door de doodstille straten achter onze pa en ma aan. De vroegmis van de katholieken is al geweest, de andere kerken beginnen een uurtje later, dus je komt bijna niemand tegen.
De kerkdienst duurt anderhalf uur en verloopt volgens een strak patroon. Om half elf staan we weer op straat en lopen we voor onze ouders uit naar huis. Die blijven meestal nog wat praten. Thuis is er koffie met cake. Aan het eind van de ochtend wordt het warme eten opgezet dat op zaterdag is klaargemaakt, want op zondag werk je zo min mogelijk.
Na het eten en de afwas lopen we naar de kerk voor de tweede dienst van half drie. Inmiddels is het heel wat drukker op straat. Er rijden auto’s en er wandelen en fietsen mensen langs die ergens iets leuks gaan doen.


Halverwege staat er vaak een groep nozems op de stoep met snelle brommers aan de hand waar achterop vossenstaarten bungelen. De jongens hebben allemaal een vetkuif à la Elvis. Ze vinden het leuk om meisjes na te roepen en te fluiten. Ik vind het vreselijk en krijg op voorhand al een vuurrood hoofd, tot groot plezier van de jongens natuurlijk. Ik smeek mijn ouders om op de fiets te mogen, want een andere route is er niet. Maar nee, we moeten lopen vanwege de zondagsrust. Daar is mijn pa onverbiddelijk in.


Tijdens de kerkdiensten ’s middags zit menigeen wat te dutten. Het hoofd zakt dieper weg, de ademhaling wordt rustiger, het lijf wordt warmer. Sommige dominees scheppen er genoegen in om af en toe met de vuist op de preekstoel te slaan en iedereen te laten opschrikken. En anders doet een stevige por van de buurvrouw wonderen.


De dag is voor een flink deel voorbij als we thuis komen. Op straat spelen mag niet, daarmee verstoor je de zondagsrust. Breien en ander handwerken mag ook niet, dat is arbeid. Huiswerk maken voor de komende week is ook verboden. Televisie hebben we niet, radio luisteren mag alleen door de week. Er zit niet veel anders op dan een boek te lezen. Gelukkig houd ik veel van lezen. 
’s Avonds leest mijn ma mijn broertjes een verhaaltje voor uit W.G. van der Hulst of ze spelen een potje ganzenbord of memorie met elkaar. Als twaalfjarige, dus bijna volwassen in eigen ogen, doe ik daar niet aan mee. Mijn ma neemt achter het trapharmonium plaats. De 'Johannes de Heer'bundel wordt opengeslagen en ze begint te spelen. Mijn pa komt er bij staan en zingt de liederen mee. Hij heeft een mooie bas en kan goed zingen. We drinken een kopje thee en dan moeten we naar bed. Om tien uur is het stil in huis.


Tenslotte.
Was die verplichte zondagsrust van vroeger erg? Het was voor levenslustige kinderen zeker niet gemakkelijk. De hele zondag moest je je rustig gedragen, maar erg was het volgens mij niet. Op maandag ging je weer goed uitgerust en met een fris hoofd naar school of werk. Ik las laatst in de krant dat het heel goed voor mensen is om zich regelmatig te vervelen. Je hersenen komen tot rust en kunnen zich resetten. Volgens mij is dat precies wat er toen elke zondag gebeurde. 
Werd je geloof in God er sterker door? Dat zeker niet. Twee heel lange preken op een zondag, daar steekt een kind niet veel van op. Wetenschappers hebben uitgevogeld dat de aandacht tien minuten geconcentreerd blijft tijdens een toespraak. Zo gek was het dus niet dat mensen onder de preek in slaap vielen. Dat doen ze nu trouwens nog wel😏.

Tegenwoordig hoef je voor niemand meer de schijn op te houden en zeker hier in de kop van Noord Holland boeit het niemand hoe jij je dag doorbrengt. Toch is er veel verloren gegaan nu de economie 24/7 door moet draaien. Hoe schept een mens rust in zijn hoofd? Hoe breng je dat rusteloze lijf in Godsnaam in de ruststand? Hoe denk je in deze hectiek God te ontmoeten?