vrijdag 29 november 2013

Onherroepelijk komt de winter.

De warme kleuren van de herfst vervagen.
Neergedwarreld op de koude grond
vergaat de kleurigheid tot donker,
rottend blad, overal in het rond.

Een handvol blaadjes aan de takken,
een enkele bloem of bes houdt stand.
Ze geven nog wat kleuren
aan het donker wordend land.



De lucht is van doorzichtig blauw
met een ijle, witte wolkenband.
Ganzen, gakkend, vliegen over,
strijken neer op ’t kale boerenland.

De stralen van de zon veranderen in gele
feestverlichting tussen de kale bomen,
verzilveren de pluimen van het riet;
een teken dat de winter snel gaat komen.



In de schuur ga ik op zoek
naar de koker met de gaatjes.
De mezen zijn weer in de tuin.
Ze vechten om te zaadjes.

In huis verdwijnt de gouden avondlucht
met rood-oranje plukken.
Ik doe de lampen maar weer aan,
klik de betovering aan stukken.




vrijdag 22 november 2013

De strijkstok.

Op 8 november trok tyfoon ‘Haiyan’ over de Filipijnen. Met windsnelheden van meer dan 300 km. per uur en met pieken tot 380 km. per uur is er een onvoorstelbare verwoesting aangericht. Daar kunnen we ons niets meer bij voorstellen. We vonden onze eigen storm van 150 km/ uur nog geen twee weken eerder al heel heftig. Gelukkig zijn de hulpacties vanuit de hele wereld snel op gang gekomen. Ook heel snel ging ons nationale noodhulpnummer 555 weer van start. En gelukkig werd er meteen weer gegeven.

Helaas kwamen in hetzelfde tempo ook weer de verhalen over de strijkstok. “Ik geef niet meer, want ze steken een deel van het geld in eigen zak”, zo werd er geroepen. Wie ‘ze’ zijn, weet men niet. Onze nationale knorrepot, Maarten van Rossem, vermeldde op ons publieke televisienet, dat hij aarzelde te geven aan 555 vanwege ervaringen uit het verleden.
Wat jammer, wat jammer. Zelfs al bereikt een deel van de gelden de getroffen gebieden niet, met de rest van het geld wordt er wel hulp verleend.

Ik heb een ander verhaal. We ontvingen heel snel na de ramp een mail van een vriend en zijn vrouw, een Filipijnse. Ze vroegen om financiële hulp voor hun stichting ‘de Nederlands- Filipijnse solidariteitsbeweging’ (nefiso.nl). Deze beweging is opgericht in Nederland met het doel in de Filipijnen verbeteringen teweeg te brengen op het gebied van ontwikkelingshulp, milieu en mensenrechten. Ze hebben in de loop der jaren een netwerk opgebouwd, verspreid over de hele archipel. In hun mail vermeldden ze dat 100% van de giften gebruikt wordt voor noodhulp.

Een week na de ramp kwam een mail met onder andere de volgende tekst:
… Onze contacten in de Filippijnen doen geweldig werk. In Manilla verzamelen
ze de hulpgoederen, sommige aangeboden en andere gekocht. Binnen hun netwerk
kregen ze gratis vliegtuigvervoer naar twee eilanden die ook zwaar
getroffen zijn, maar waar geen buitenlandse hulpverlener te bekennen is. Ze
willen meer doen, maar daarvoor ontbreekt het wat aan de middelen…

En dit bericht is van 20 november van Karapatan op de Filipijnen aan NFS:
... Wij zijn dag en nacht bezig geweest met het inpakken van goederen en met de benodigde voorbereidingen voor de aanstaande hulpzending op 21 november a.s.....


Wat moet ik hier nu nog aan toevoegen. Laten we het in ieder geval maar niet meer over een strijkstok hebben. De strijkstok is een excuus om je geld lekker in eigen zak te houden.
En mocht iemand moeite hebben met 555, zoek even verder. Er zijn voldoende hulpverleningsorganisaties die projecten hebben lopen op de Filipijnen en meteen aan de slag zijn gegaan (waaronder ZOA en ‘Woord en Daad’).






woensdag 20 november 2013

Is stamboomonderzoek saai? (1)

Mijn opa had een Italiaanse achternaam. Ons gezin woonde vroeger bij hem in en zijn achternaam  prijkte op een emaille naamplaatje op de voordeur. Dat riep vragen op. Maar als ik mijn moeder ernaar vroeg, was het antwoord: ‘Eén van je voorouders was een Italiaanse zeeman, die in Breda een meisje verleidde en daarna met de noorderzon is vertrokken. Meer weet ik er niet van.’ Ook opa wist verder niets te vertellen.
Een jaar of vijf geleden volgde ik een miniworkshop ‘Genealogie’ op een startdag van onze kerk. Binnen een uur kwam ik erachter dat er veel op internet te vinden is. Ik ging naar Genlias.nl en zocht op de bewuste naam. Warempel, er rolde een flinke hoeveelheid gegevens uit.
In 1773 huwde een jongeman uit Bellinzonium met een Hollands meisje. Het was geen zeeman, maar een stukadoor. Na een weekje zoeken en puzzelen had ik een globale stamboom in elkaar gezet. Alle puzzelstukjes pasten naadloos in elkaar. Die ‘Italiaanse zeeman’ bleek wel zeeman te zijn,  maar was ondertussen een  gewone Hollander. De hele familiegeschiedenis was in één man samen gevat.
Het verbijsterde me, dat het om de grootvader van mijn opa ging, slechts vier geslachten terug. De man had een gezin met kinderen. Het huwelijk was spaak gelopen. In 1883 volgde een echtscheiding wegens kwaadwillige verlating. En daarna leek hij van de aardbodem verdwenen te zijn. Voor zijn kinderen bestond hij blijkbaar ook niet meer, want geen van zijn nazaten kreeg zijn naam. Een echtscheiding was in die tijd natuurlijk een vreselijke schande.
In 1900 duikt de zeeman weer op in het vreemdelingenregister van Antwerpen. Hij vestigt zich in de stad, zijn huwelijkse staat is weduwnaar van … (gelogen dus) en als beroep geeft hij koetsier op.

Die kleine workshop heeft nogal wat gevolgen gehad. Er werd namelijk ook gezegd dat je nog levende familie moet opzoeken om bestaande herinneringen vast te leggen. Zo ben ik bij oudere neven en nichten geweest met de vraag wat zij allemaal nog weten over de familie. Het waren wat herinneringen aan vooral mijn oma. Over mijn opa was niet veel bekend. Mijn familie is protestant en woont in Noord Nederland. Het voorgeslacht van mijn opa was Rooms-katholiek in Zuid Nederland. Met de verdwenen zeeman zijn ook alle familiecontacten verloren gegaan.
In het telefoonboek heb ik gezocht op de Italiaanse naam. Het bleek om 17 adressen te gaan, heel overzichtelijk. Naar elk adres is een brief gestuurd met vragen en een beknopte genealogie. Wat werd er spontaan gereageerd, ieder had wel een stukje informatie. Ook kwamen er foto’s tevoorschijn.
Uiteindelijk heb ik bij Schiphol een plezierige ontmoeting gehad met drie verre verwanten die ook onderzoek deden naar hun voorgeslacht. Het heeft een schat aan foto’s en bidprentjes opgeleverd. Zij waren heel nieuwsgierig hoe het verder was gegaan met de Noordelijke protestantse tak.

De vrouw van de zeeman.

Volgens de zuidelijke tak had één van de eerste verwanten in Nederland gevochten voor Napoleon. Ik kon er tot deze zomer niets over vinden op internet, maar deze zomer verscheen er een familielid op wiewaswie.nl: een voltigeur in het derde regiment van het Bataafse leger. Hij was notabene in mijn eigen woonplaats overleden in 1806.
Het gevolg hiervan is dat je ineens midden in de geschiedenis van de Franse tijd in je eigen omgeving zit. Er heeft zich in Noord Holland een complete oorlog afgespeeld. Wat is een voltigeur? Hoe zit een regiment in elkaar, enzovoort.


Het jaar 1799 is deze maanden onderwerp van een geschiedenisproject voor de basisschool. Verleden week kon ik onverwacht mee naar het Stedelijk Museum als begeleidster van groep 7/8. Het was leuk. Een vrijwilliger van het museum was verkleed als Schots soldaat in complete uitrusting. Hij had wapens en foerage en alles werd uitgebreid uitgelegd. De kinderen mochten een sabel tillen (loodzwaar), er was een musket en een kanon met 5 lopen. Ze leerden er van alles over het vuurklaar maken voor een volgend schot, over kruitaapjes en meer van zuks. Hij legde ook uit hoe een regiment van 10 bij 10 man zich verplaatste. De vrijwilliger had een rood jasje aan, maar als je dat in blauw denkt, dan is daar mijn verre verwant in beeld.
Wil ik nu nog meer te weten komen, dan moet ik naar het regionaal archief, iets wat ik nog nooit heb gedaan. Want de volgende vraag is natuurlijk hoe de man gestorven is. Zijn er archieven van plaatselijke hospitaaltjes en Bataafse regimenten te vinden.


Zo blijf je dus bezig. Maar saai is het niet. 
O ja, een voltigeur is een lichte infanterist, klein van gestalte en een goede schutter. Ze moesten vooruit trekken om de bevelvoerders van de vijand uit te schakelen. Als ze klein waren vielen ze minder snel op.

dinsdag 12 november 2013

Sint Maarten.

Gisteravond kwamen de kinderen weer langs de deur. Het waren er maar tien deze keer. Maar ja, we wonen dan ook in een jaren-80-wijk. De kinderen zijn allemaal uitgevlogen. Mondjesmaat komen er jonge stellen wonen. Daarom kwamen er toch nog 10 kinderen langs. De kleintjes stonden met open mond naar de schaal met snoep te kijken, teveel keuze.

25 Jaar geleden moest je op tijd eten, want anders ging dat echt niet meer lukken. Trouwens, ons eigen kroost kon ook niet wachten tot het donker was. Aan één stuk door kwamen de kinderen aan de deur zingen. Ze moesten van mij wel netjes hun lied afmaken, want anders kregen ze niets. Vooral de groteren stopten, zodra je de deur open deed. De hummels deden allemaal erg hun best om hun liedje uit te zingen. Ik sloeg allemaal zakken met snoep in, maar soms moest je over op de koektrommel over. Dan was alles op.


Litho Sint Maarten met Lin, Tis, Meg en Nan .(2012)

Gisteravond kwamen een half uurtje na de laatste sintmaartenzanger vier kleinkinderen langs. Dat doen ze elk jaar. Op school hadden ze weer de leukste lampions gemaakt. Herfstbladeren tussen twee lagen plastic, krantenpapier om een ballon heen, lappen beschilderd met ecoline, tot een koker genaaid en aan een frame gehangen. Wat een creativiteit.
Oma had vooraf een zakje snoep voor allemaal samengesteld. Mar, de grootste liet trots de buit zien die ze had verzameld. Lieve help, wat een hoeveelheid en dat moet allemaal nog worden opgegeten ook. De meisjes waren met zijn vijven op pad gegaan. Kleine Sam was ook mee en die had het schitterend gevonden. Ze belden aan en begonnen te zingen, maar Sam dacht dat ze op bezoek ging en stapte meteen het gangetje in. Natuurlijk probeerde ze mee te zingen. Ze zorgde voor veel plezier. Na een half uurtje moest ze naar d’r bedje gebracht worden.



Ik koester zelf ook mooie herinneringen. Het was de start van een feestelijke tijd. Ik kreeg een mooie Chinese lampion uit de winkel. Op school werd er geen tijd verknoeid aan het maken van zuks. Er ging een echt kaarsje in, dat werd aangestoken. Het waaide altijd wel een beetje, dus het kaarsje was meestal snel uit. Als je pech had, vloog je lampion in de brand en moest je ‘m uittrappen op straat. Dan ging je verder met alleen een stokje en wat verbrand papier eraan. Maar dat mocht de pret niet drukken.
Mijn oudere broer ging elk jaar naar een rangeerterrein vlakbij huis. Daar stonden goederenwagons klaar met suikerbieten om naar de Suikerunie in Halfweg vervoerd te worden. Met wat klauterwerk bemachtigde hij een biet die hij uitholde. Gaten in de wand gesneden, touwtje bovenin erdoor geprikt en een kaarsje erin, dat was zijn lampion.
Veel variëteit in liedjes was er nog niet: ‘Sint Maarten, Sint Maarten’  en ‘Elf november is de dag’. Hier kreeg je één pepernoot, daar twee kruidnoten, of een schuimpje of hartje. En soms, als je geluk had, was er een sigaar of sigaret van suikergoed. Wat een rijkdom.
Er waren mensen die de deur niet open deden. Dan zong je door de brievenbus: ‘Hier woont juffrouw kikkerbil, die niets geven wil’.
Toen we groter werden, mochten we ook langs de winkels: een plakje worst bij de slager, een koekje bij de bakker en een snoepje bij de kruidenier. Nog iets verder lopen was de ijsfabriek en daar werden ijsjes uitgedeeld: vierkante blokken aan een stokje, gewikkeld in zilverpapier. Dat moest meteen opgegeten worden, lekker. En dat het koud was, deerde helemaal niet.
Als we thuiskwamen, stortten we de tas uit op tafel en konden we zien wat we allemaal hadden gekregen. Moeder had een lege beschuitbus klaar staan. Soms was die wel bijna vol. De dag erna kon het snoepen beginnen.




vrijdag 8 november 2013

Weggelopen.

Vandaag is de vaste oppasdag. Dan zorg ik voor twee kleindochters, Sam van twintig maanden en Nan van bijna vijf jaar. Als het niet regent, wandelen we door het park naar de kinderboerderij. Het is een flinke wandeling voor zulke kleintjes, maar de meiden vinden het allebei leuk, dus het is genieten, ook voor oma. Sam mag af en toe even uit de buggy en dan gaat Nan erin. Vanmorgen hebben we dat ook gedaan en het ging prima. Sam ligt nu uitgeput op bed. Nan heeft een filmpje uitgezocht en rust lekker uit op een stoel.


Een maand geleden is dat even anders gegaan. Het is die dag van dat heerlijke weer. We gaan op weg naar de kinderboerderij, maar eerst wil Nan een keertje door de doolhof. Daar aangekomen, laat ik Sam ook vrij. Met elkaar lopen we één van de twee ingangen in. Ik laat Nan de weg zoeken. Dat lukt niet zo snel. Daarom loopt ze terug naar de ingang en roept: ‘Ik ga door de andere ingang, dan weet ik de weg wel.’  Sam hobbelt achter haar aan. ‘Is goed, Nan, maar wel goed op Sam passen.’ Ik loop door met de buggy, want ik kom ze dan vanzelf weer tegen. Nan kan ik goed horen, maar verder is er geen geluid. ‘Waar is Sam?’ ‘Niet hier’, roept Nan opgewekt terug. O, wat is dat erg. Ik haast me de doolhof uit, zet Nan bij de buggy neer en verbiedt haar van die plek weg te gaan.
Langs de doolhof loopt een wandelpad dat aan beide kanten op een ander pad uitkomt. Dus in eerste instantie zijn er al vier mogelijkheden. Eerst ren ik, zo hard als ik kan naar links, kijk daar beide kanten op. Nee, niemand te zien. Terug dan maar, langs Nan heen. ‘Hier blijven hoor’, roep ik nog een keer. Mijn hart bonst mijn keel uit en ik stuur een schietgebedje omhoog.
Bij het andere pad kies ik in een opwelling de weg die we normaal naar de kinderboerderij lopen: rechtsaf, voor de brug linksaf, het pad op dat langs de sloot gaat. Goddank zie ik daar haar roze jasje net achter een flauwe bocht verdwijnen. Ze hoort me komen en schaterend rent ze nog harder weg. Maar ik heb haar. Ze krijgt een reprimande van een boze oma en snapt daar niets van. Het is juist zo leuk. Mijn knieën knikken en mijn hart bonst nog in mijn keel als ik terugkom bij Nan, die heel lief op me zit te wachten. ‘Wat duurde het lang, oma.’

dinsdag 5 november 2013

Een verjaardagsfeestje.


Kleindochter heeft het deze zomer al gevraagd: ‘Oma, wil jij op mijn verjaardagsfeestje met ons schilderen?’ Natuurlijk wilde ik dat. Maar als je er even bij nadenkt, is schilderen met 6 verjaardagsgasten van ongeveer acht jaar geen geweldig idee. Het ene kind vindt het leuk en doet erg haar best en het andere kind is er na 10 minuten helemaal klaar mee en loopt zich vervolgens te vervelen. Hoe pak je zoiets aan.

Afgelopen zomer liep ik op een kunstenaarsmarkt en zag daar een inspirerend idee. Iemand had een driedimensionaal schilderij gemaakt van een sprookje. Daar ben ik verder op gaan broeden. Het heeft het volgende resultaat opgeleverd:
·         Inspiratiebron is het sprookje ‘De prinses op de erwt.’ Dit verhaal wordt eerst voorgelezen.
·         Hierna krijgt elk kind een echt schilderspaneel van 40 x 50 centimeter. (Big Bazaar) Vooraf had ik in de korte bovenkant een messing schroefoogje gedraaid en op het doek lijnen op uitgezet van de scheiding van vloer en behang en het bed. Boven de onderkant van het bed is een vlak van 10 x 20 cm. aangegeven, waarop niet geschilderd mag worden.
·         Voor elk kind staat klaar: een schotel, een pot met water en twee kwasten (een dikke en een dunne) en een oude lap.
·         Op tafel staan tubes acrylverf: veel wit en verder rood, geel, blauw en goud. (Action)
·         En nu kan ieder na wat uitleg aan de slag. Ik vind het belangrijk, dat ze mooie kleuren mengen en dat doen ze dan ook met overgave.



De natte panelen worden op kranten op de vloer te drogen gelegd. De tafel wordt leeg en schoon gemaakt en deel twee van het project gaat beginnen. Van te voren heb ik allerlei resten stof aan repen geknipt van zo’n 4 cm. breed. En voor elk kind is er een stukje karton van 10 x 20 cm. Nu komen er een paar tubes knutsellijm op tafel.
·        Op de lange zijde van het karton wordt aan de onderrand een streep lijm aangebracht.
      Een reep stof wordt,  met de verkeerde kant boven, langs de bovenrand op het karton geplakt.
·        Hierna wordt er vlak boven op het karton weer een streep lijm gezet.
·        De stof wordt dubbel gevouwen en vast gelijmd.
·        Vervolgens gaat er een andere reep stof op dezelfde manier dakpansgewijs boven.
·         De laatste rand van de laatste reep stof wordt naar de achterkant van het karton gevouwen en daar vastgelijmd.
·         Ikzelf heb vervolgens een mooie kraal op de onderste reep  vastgezet met naald en draad.



Dit kan ook mooi drogen, want nu wordt de prinses gemaakt. Dat is wel wat lastig voor deze leeftijd.
·        Vooraf vouw ik een lange pijpenrager dubbel en voegde er twee korte bij. Dit schuif ik in een grote houten kraal.
·         De kinderen knippen de haren van bobbeltjeswol en die doe ik tussen de dubbele rager, smeer er lijm aan en trek alles op zijn plaats.
·         De kinderen zoeken een leuk lapje uit voor een nachtpon. Dit is een simpel rond lapje met een klein gaatje in het midden. Dat wordt over de ragers naar de nek getrokken.
·        Vervolgens knip ik armen en benen op de juiste lengte en plak een kraal om de uiteinden.
·        Het kroontje is een stukje foam in de vorm van een tulpje (Wibra). Het onderrandje knippen we eraf, steken er een speld door en met wat lijm wordt het geheel in de kraal gestoken. 
      De kinderen tekenen nog een gezichtje op de kraal.



Nu kunnen de drie delen aan elkaar gemaakt worden:
De repen stof op het karton worden op maat geknipt en op het kale doek geplakt.
Met een onzichtbaar draad kan de prinses aan het schroefoogje opgehangen worden zodat het lijkt of ze op de rand van haar bed zit.


De kinderen zijn heel enthousiast over het resultaat en nemen het trots mee naar huis.
De kosten vielen mee. Het kwam op ongeveer 6 euro pp.
En oma? Die vond het bar leuk, maar denkt stiekem bij zichzelf: Dat doe ik niet nog een keer.


Over scones met clotted cream en bramenjam.

Vorig weekend groeiden er nog heerlijk rijpe bramen langs een stil paadje in het recreatiegebied, waar we een rondje wandelden. ‘Gelukkig heb je geen zakje bij je’, mompelde manlief tussen zijn tanden. En hij stapte stevig door. Ik keek nog een keertje spijtig achterom.
Op maandagochtend roept alles naar me om naar buiten te gaan. Het is alweer van dat heerlijke najaarsweer. Ik doe eerst een en ander in huis, maar als het tijd voor een bakkie wordt, stap ik op de fiets richting recreatiegebied, met een zakje natuurlijk.


De bramen hangen er nog. Ik stap tussen de bramenstruiken en ga aan de slag. Je hoort wat ganzen gakkend overvliegen, er piept een enkel vogeltje, maar verder is het stil, doodstil. Wat een heerlijkheid.
Een uurtje later ben ik weer thuis met anderhalf pond bramen. Ik was het vuil van de bramen en even later staan ze lekker te pruttelen op het vuur met suiker en een beetje kaneel. Tussen de middag staan er twee potten jam af te koelen op het aanrecht.

Bramenjam.
Was het vuil van de bramen en weeg ze.
Voeg er de helft van het gewicht aan suiker toe en een theelepeltje kaneel.
Breng deze massa in een pannetje aan de kook en laat het 15 minuten doorkoken.
Maak ondertussen de benodigde jampotjes schoon.
Spoel potjes en deksels om met kokend water.
Giet de jam erin tot de rand en sluit de potjes goed af.

De jam gebruik ik voor scones met clotted cream. Als je aan de overkant van de Noordzee bent en het is slecht weer, dan is er bijna niets lekkerder te bedenken dan warme scones eten in de pub. Je weet niet was je proeft.
In Nederland is clotted cream niet te koop, maar op internet is een recept te vinden dat er heel erg op lijkt.

Clotted Cream.
Hiervoor heb je een bakje mascarpone (250 gr.) nodig en een potje (demi)crème fraîche (125 gr.) Klop dit met een garde lobbig.

Op woensdag is er een vergadering bij mij aan huis met drie aardige kerels. Drie kwartier voordat ze komen, is de oven aangegaan en heb ik deeg gemaakt voor scones. Ze zijn mooi op tijd klaar. Scones serveer je per drie stuks op een bordje met een mesje erbij. De cream en de jam staan in kommetjes apart op tafel. We hebben  heerlijk gesmuld van de warme scones met toebehoren.



Het leuke is, dat twee van de drie mannen appels uit eigen tuin hebben meegenomen om te verdelen. Daarom zijn ze ook zo leuk natuurlijk. De tafel ligt na afloop vol met allerlei soorten appels. Rijk gevoel.

Scones.
Nodig voor 12 scones:
250 gram zelfrijzend bakmeel
Snufje zout
30 gram koude boter in hel kleine klontjes gesneden
1 ei
2-4 eetlepels suiker
Krap 1 dl. zure zuivel (karnemelk, yoghurt, kwark of zure room)

Verwarm de over goed voor op 200oC
Meng de droge delen met de boter en wrijf het mengsel fijn tussen je vingers
Voeg het ei en de zure zuivel toe en kneed het tot een soepele deegbal.
Rol de bal uit op een met bloem bestoven werkvlak tot een lap van 2 cm. dik.
Steek er rondjes van ongeveer 5 cm. uit.
Kneed de rest samen en rol en steek weer uit tot alle deeg op is.
Bestrijk de rondjes desgewenst met geklopt ei voor een mooie glans en bestrooi ze eventueel met grove suiker.
Bak ze 20-30 minuten in het midden van de oven tot ze licht goudbruin gekleurd zijn.


(geschreven op 30 september 2013)