zaterdag 31 oktober 2015

De magie van de herfst.

Vandaag ging de zon onder en de hemel verkleurde naar prachtige oranjerode tinten. We hadden het voorrecht op dat moment buiten te fietsen, op weg naar huis, naar het westen. Wat was de wereld even mooi. We bleven maar stil kijken naar de lucht die steeds dieper rood kleurde. Je vergeet even al je beslommeringen en geniet alleen maar.



Gisteren had ik ook zo’n ochtend. Sam was best moe toen ze kwam, maar ik wist haar toch over te halen om mee uit wandelen te gaan. We hebben twee uur door het park gestruind en genoten van de mooie kleuren. We hebben met onze schoenen door de bladeren geroffeld, paddenstoelen gezien, hazelnoten, appeltjes, eikels en vijgen gezocht en gevonden. De lucht was heerlijk fris en het zonnetje scheen ook nog eens. Wat wil een mens nog meer. Toen we na twee uur weer eens thuis kwamen, waren we allebei lekker moe.


De duinen kleuren anders dan in de zomer. De hei is nu uitgebloeid. Het licht valt anders en ikzelf vind altijd, dat in het najaar de zon geler licht geeft. Een paar weken geleden fietsten we tegen de avond door de duinen. De paarden lieten zich weer zien na een heel seizoen onzichtbaar te zijn geweest. Het is dan veel te druk in de duinen. 


Ik vind de herfst het mooiste jaargetijde. Als het weer een beetje meezit, valt er eindeloos veel te genieten. Jammer dat er aan al dat moois weer een einde komt, maar dat is niet anders. 





Ik vergeet bijna de herfstbock op te noemen. Proost!


vrijdag 23 oktober 2015

Over vluchtelingen.



Deze week stond deze foto in de krant, geplaatst bij een verhaal over de verslechterende omstandigheden van de vluchtelingen op de Balkan. Het is er weer eentje in een lange reeks van verslagen. Soms betrap ik me erop, dat mijn interesse wat minder wordt. Ik neem het artikel vluchtig door en kijk dan naar de foto. Meteen schiet ik recht overeind op mijn stoel. Op de foto zijn een aantal goedgeklede en geschoeide jonge mannen onderweg naar veiliger oorden. Het weer is niet best, daarom hebben ze plastic over hun hoofden gedrapeerd. 
Ergens tussen hen in loopt een moslim-moeder, op blote voeten Op haar rug draagt ze een kind. Met haar linkerarm tilt ze nog een kind en klemt daarbij een Rode Kruis tasje in haar hand. Aan haar rechterhand loopt een meisje mee dat gelukkig schoenen aan haar voeten heeft. Ik ben verontwaardigd. Die kerels om haar heen, zouden die te beroerd zijn om de vrouw te helpen?
Manlief merkt op dat deze foto met een telelens gemaakt is en dat daardoor de afstanden moeilijk te bepalen zijn. Maar toch ..., zouden die kerels de vrouw niet opgemerkt hebben?
Als ik grenswachter was, zo schiet het door mijn hoofd, dan zou ik de vrouw doorlaten en de mannen de toegang weigeren. Een reactie in de krant is dan ook: 'Zo willen we het niet'.

Ik hoor niet bij het "Wilders'kamp. Als christen vind ik dat we mensen in nood moeten opvangen, temeer omdat wij al jarenlang een democratische samenleving hebben waar plaats is voor iedereen en tot de allerrijksten van deze wereld horen. We hebben mogelijkheden genoeg om vluchtelingen een veilige plek te bieden. Er kunnen er heel wat meer bij. Toch kom ik in conflict met mezelf als ik hoor van christenen en homo's die de vluchtelingenopvang uit getreiterd worden door hun landgenoten. Het kan toch niet waar zijn dat mensen naar de vrijheid vluchten en anderen het licht in de ogen niet gunnen. Daar kan ik me wel zorgen om maken.
Maar ik ga er van uit, dat de meesten hier komen, omdat ze een nieuwe toekomst zoeken en niet omdat ze van ons land een nieuwe, intolerante samenleving willen maken. 
En die intolerante medelanders? Waarschijnlijk worden de meesten wel weer rustig als ze ontdekken dat het allemaal best meevalt: 'onbekend maakt onbemind.' 
Er zullen een aantal mensen zijn, die blijven schreeuwen, bedreigen en ramen ingooien. Het lijkt me het beste om hen een tijdje bij IS in Syrië te droppen. Ik denk dat ze er dan vanzelf stil worden.
Mochten we zelf ooit moeten vluchten, dan hoop ik, dat er ergens een gastvrije plek voor ons is.

In de Bijbel wordt de vluchteling/vreemdeling regelmatig genoemd. Altijd wordt opgeroepen om gastvrij te zijn. Dit stukje uit Mattheüs 25 zijn woorden van Jezus zelf. Het gaat over wanneer hij terug komt naar deze aarde.

Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon.  Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links.  Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is.  Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op,  ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”  Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven?  Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed?  Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?”  En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen.  Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken.  Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.”  Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?”  En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.”  Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

vrijdag 16 oktober 2015

Sinterklaas is in de buurt!

Zoals elke vrijdag is vandaag Sam bij ons. Ze moet het tegenwoordig zonder Nan stellen, want die gaat vanaf dit schooljaar ook op vrijdag naar school. Maar gelukkig is opa vanaf de zomervakantie helemaal thuis. Dus ze heeft niet alleen met oma van doen. Opa blijft in bed tot Sam om acht uur aanbelt. “Mag ik opa wakker maken?” vraagt ze al snel. De schoenen gaan uit. Ze sluipt de trap op. Opa schrikt zich elke keer helemaal suf natuurlijk, dolle pret daarboven.

De tas van opa heeft even vakantie.
Maar niet voor lang: Pientje neemt 'm over.

Vanmiddag mompelt Sam iets van ‘ik ga me verkleden’ en ze vertrekt naar de zolder waar inderdaad een mand met kleren in de kast staat. Een kwartiertje later gaat de kamerdeur weer open: daar staat Sinterklaas in de kamer met een zak met cadeautjes over de schouder. Die zijn allemaal voor oma. Opa krijgt niets, want cadeautjes zijn voor meisjes en niet voor jongens, arme opa. Oma krijgt een prachtige rok, een zwarte pruik en lange handschoenen. Ze wordt weer helemaal jong en mooi. Wat is oma blij.



LIEVE OUDERS WEES GEWAARSCHUWD: SINTERKLAAS IS IN DE BUURT!

dinsdag 13 oktober 2015

Oude brieven.


We waren op bezoek bij een tante op leeftijd in Zeeland. Haar man, onze oom, is niet zo lang geleden overleden en blijkbaar heeft dat haar ertoe aangezet om op te gaan ruimen. Zodoende kregen wij een heel pakket brieven en documenten van het voorgeslacht van manlief mee. Ze dacht dat ons dat wel zou boeien. Een deel van de brieven moesten we bij een andere tante af geven die niet zo ver bij ons vandaan woont. Maar we mochten de brieven eerst zelf lezen.

Het ging om brieven uit 1942, de oorlogsjaren dus. Mensen communiceerden in die tijd vooral via de post. Ik had er een aardige klus aan om het schuine, kriebelige handschrift te ontcijferen. Maar het was de moeite waard. Er kwamen mooie teksten uit zoals deze zin uit de brief uit Den Haag: 



.. maar ja ik dwaal helemaal af, het is schande dat ik je zo lang op het overhemd heb laten wachten maar de wasbaas heeft daar ook al schuld aan bij gebrek aan zeep zijn ze er niet gek meer op, heb je er al gebrek aan gehad ik hoor je al mopperen op me maar ja je moet het maar niet ten kwade duiden hoor ..                                                                                                                  


 Of dit stukje uit een brief uit Arnhem:

 .... Nu zal je wel zeggen bij ons niet veel beters maar op een dorp of liever op het land is altijd nog wel iets te krijgen, mijn vrouw tobt en tobt om mij voldoende eten te geven, maar staat wel eens machteloos dan geen aardappelen dan geen groenten met dat al geen vet ( er worden hier anders niet geslacht als nuchtere en graskalveren zie daar de geheele achteruitgang, die ons alle bedreigt. Daarom wilde ik je vragen (al was het in een hoedendoos) stuur ons met de post iets minder als 5 kilo aardappelen een paar maal ge behoeft maar te schrijven hoeveel de kosten zijn misschien weet slinks nog aan wat ingemaakt goed te komen. Alles is welkom we zitten hier soms met geld en de tinnen geldstukken zijn niet te eeten, dus een dienst zou je ons bewijzen. Op het land kan je niets uitvoeren breng het desnoods zelf we zijn wel niet rijk maar aan te kort kom je niets. Terwijl ik zit te schrijven, zit mijn vrouw alweer te piekeren het is namelijk zoo ik heb 2 paar wollen sokken die per week 2 kaartjes katoen kosten maar desnietemin op raken zou E. geen kans zien voor mij een paar of twee kousen of sokken te koopen hier is letterlijk niets meer te krijgen.....                                                                         


In onze tijd nogal wordt wel eens gezegd, dat voor de doorsnee Nederlander het leven gewoon doorging. Maar de brieven van Nederlanders uit 1942 vertellen toch een ander verhaal: aan van alles was gebrek. Bovendien was het in het eerste kwartaal van dat jaar ijselijk koud met te kort brandstof om het huis fatsoenlijk te verwarmen. De beschrijving van deze dagelijkse sores nemen een groot deel van de brieven in beslag. Het viel dus helemaal niet mee. En dan wisten ze niet dat de oorlog nog drie jaar zou duren.

Na het lezen van al deze brieven, schiet me het kistje in gedachten, boven veilig in een kast opgeborgen. Er zitten veel oude brieven in. Niet zo oud als bovenstaand, maar toch. Ik had twee echte vriendinnetjes. Tineke, woonde in dezelfde straat als ik. Haar pa was in goede doen, want ze hadden een autootje, een lelijke eend. Dinie woonde in de polder aan de andere kant van het kanaal. Haar pa was boerenknecht. Ze woonde met heel veel broers en zusjes in een klein arbeiderswoninkje bij een boerderij. De schoolbus vervoerde de kinderen elke dag naar de pont. Aan de overkant moesten ze lopend verder naar school. Heel soms mocht ik na schooltijd met de schoolbus mee naar haar huis. Er was daar altijd wel een stel klompen of laarzen over die ik aan mocht en dan speelden we heerlijk rond de boerderij tot ik weer opgehaald werd door mijn pa. 
In februari 1965 verhuisden beide vriendinnen tegelijkertijd. Dat was een ramp voor me. Ik heb wekenlang lopen treuren. De vader van Dinie ging in Drenthe een eigen boerenbedrijfje beginnen. Haar heb ik niet meer terug gezien en volgens mij hebben we ook nooit met elkaar geschreven. Achteraf denk ik dat dat allemaal teveel geld kostte, want een vetpot was het daar niet.
Tineke kwam in een oude burgemeesterswoning te wonen op de Veluwe. Ik mocht er in de zomervakantie van 1965 een paar weken logeren. Heel fijn vond ik het niet, want de moeder van Tineke was heel erg op goede manieren gesteld. Ze vond het nodig de hiaten in mijn opvoeding aan te vullen. Dus mijn spraak werd gecorrigeerd en mijn tafelmanieren waren ook niet helemaal in orde. Mijn ma was daar achteraf best een beetje gepikeerd over toen ik het haar vertelde. Maar Tineke en ik pakten de draad wel meteen weer op.
Tineke hield ervan lange brieven te schrijven en ik schreef weer terug. Soms duurde het wel een half jaar voor er weer een teken van leven kwam, maar dan kon je zo weer tien velletjes blabla verwachten. Dat hebben we heel lang vol gehouden, tot in onze studietijd. Daarna hebben we zomaar geen contact meer gehad. Inderdaad vind ik in mijn kistje nog wat brieven van haar. 


… Toen we naar huis fietsten botste een meneer op een brommer tegen een meisje en bam …! Daar lag ze. Ze had natuurlijk pas een nieuwe rok die helemaal kapot was. We zijn toen even bij iemand binnen wat pleister  e.d. gaan halen. Morgen hebben we Frans (rip). Ik heb er niets geen zin in. Jij vroeg me of ik platen had, maar nee, we hebben geen pick-up, dus ook geen platen. Dat is wel jammer. Als er hier in huis een fuif of zo is, moeten we er altijd een lenen. Als wij een een of andere plaat willen horen, moeten we de radio aan zetten en wel op Veronica, hoewel je daar soms niets anders dan geruis op hoort. Nee, we missen er wel een hoor!!!  ....                                       


 En zo gaat het nog een aantal kantjes door. Onze probleempjes waren in die tijd van een heel andere aard dan in oorlogstijd. Tegenwoordig schrijven we geen brieven meer, ik tenminste niet. Jammer eigenlijk, want wat is het leuk om al die verhalen weer eens terug te lezen. Misschien meld ik me nog eens aan voor postcrossing. (https://www.postcrossing.com)


maandag 5 oktober 2015

Expositie grafiek.

Sinds mijn jonge jaren heb ik een bij tijd en wijle niet te onderdrukken behoefte om te tekenen. Dolblij was ik als kind met het schetsboek en de doos met Caran d’ Ache kleurpotloden die ik voor mijn verjaardag kreeg. Die behoefte om te tekenen is altijd gebleven. Op de middelbare school verveelde ik me wel eens en maakte dan karikatuur-achtige portretten, terwijl de leraar voor de klas de leerstof uitlegde. Manlief heeft nog een paar vodjes papier bewaard waarop hijzelf afgebeeld staat.
Daarna werd het een tijdlang 'huisje boompje beestje'. Toen ik alleen nog maar druk was met luiers, babyvoeding en doorbrekende tandjes, zei mijn ma op een dag: “Als je weer eens wilt tekenen, doe dat dan. Ik pas op.” Dat was niet aan dovemansoren gezegd. In het buurthuis was op dinsdagochtend een cursus aquarel schilderen, heel leuk om te doen. Zo ging ik weer aan de slag. 
Later kwam er acryl schilderen bij, met een vriendin, op locatie. Zo zaten we eens in prachtig hoog gras een landschap met een molen te schilderen, toen er een grote grasmaaier voor onze ogen verscheen en onze idyllische voorgrond in een platte vlakte veranderde. Alle inspiratie was in één keer weg gemaaid.



Ruim tien jaar geleden gooide ik het weer over een andere boeg en begon aan een cursus grafiek. Onder begeleiding van een grafisch kunstenaar leerde ik werken met zinken platen, steendruk, een pers enzovoort. Wat is dat leuk om te doen! Het mooie van het maken van etsen is, dat je een afbeelding meerdere keren kunt afdrukken. En als het plaatje niet helemaal bevalt, dan werk je gewoon weer verder aan je plaat. Er kwam ook gelegenheid om mee te doen met groepsexposities en daarna volgde een solo-expositie in het verzorgingshuis vlakbij waar dochter Lientje werkt. Het is heel veel werk om een mooie expositie samen te stellen: je moet je werk netjes inlijsten en een beschrijving maken. Toen dacht ik bij mezelf: het is leuk, maar ik ga dit niet nog een keer doen!



 Verleden jaar werd ik opgebeld: iemand van het wijksteunpunt in Schoorl vroeg of ik interesse had om daar te komen exposeren. Mijn vorige expositie in het verzorgingshuis was opgemerkt. Misschien was het wel wat voor Schoorl. Dat vond ik zo'n compliment, dat ik meteen ja zei. Maar wat bracht het  weer een werk met zich mee: werk uitzoeken, bekijken waar het moet hangen, inlijsten en beschrijvingen maken van nieuw werk. Het is gelukt en verleden week hebben manlief en ik 24 werkstukken in het wijksteunpunt opgehangen. Tot het einde van het jaar blijft het daar hangen. Ik ben er trots op en denk ondertussen bij mezelf: dit is de laatste keer geweest!