zondag 31 mei 2015

Met de auto naar school.

We wonen in een straat met een school. Vanuit de keuken kijk ik zo een paar klaslokalen in, waar een leerkracht volhardend bezig is de leerlingen wat kennis bij te brengen. 
Soms zie je wel eens wat geks, zoals in die warme zomer toen de ramen vaak open stonden. Bij tijd en wijle klommen er een paar jongetjes naar buiten, die wat rommelden in het struikgewas en dan weer vlug naar binnen klommen. Juf was dan blijkbaar even de klas uit. Op een keer durfden de mannen niet meer naar binnen. Juf was eerder terug dan ze dachten. Er zat niets anders op dan door de ingang weer naar binnen te stappen en de juf weer onder ogen te komen. Daarna klom er niemand meer het raam uit.
De kinderen werden toen allemaal lopend of fietsend naar school gebracht. Tegenwoordig is dat anders. Ik geloof dat het een uitzondering is dat een kind niet met de auto wordt gebracht.

Onze kinderen zaten op een gereformeerde basisschool op zo'n 4 kilometer afstand. Toen de schoolbus wegens bezuinigingen niet meer reed, moesten we gaan fietsen. En dat beviel me prima. De kinderen leerden zo al heel jong de verkeersregels. Als ze naar groep zeven gingen, mochten ze alleen. Dat konden ze prima aan.
Met de auto ging ik liever niet; je kwam meteen in de spits op de randweg terecht. En dan maar zien of je op tijd op school kwam. Ik werd er altijd heel chagrijnig van.

Het was in 1998. De kinderen moesten naar school en om één of andere reden kon dat onverwacht niet op de fiets. Er zal wel een band leeg hebben gestaan, of misschien was het weer heel slecht. Dat betekende, dat het volkje in de door hun verfoeide Lada moest stappen en dat ma, met de smoor erin, zich in de langzaam rijdende tot stilstaande file op de randweg moest voegen. Geen pretje dus. Bovendien bleek dat de gastank zo ongeveer leeg was, dus moest ik ook eerst nog even langs het tankstation. Nu is gas tanken vroeg op de ochtend niet iets voor mensen met een ochtendhumeur. Ik koppelde netjes de slang op de tankuitgang aan en daarna zou een kind de was kunnen doen. Je moet namelijk gewoon op de grote knop drukken. Probleem was in dit geval, dat de gasslang voor de knop hing. Maar er was een andere knop. Duf en niets vermoedend drukte ik op die knop. Plotseling werd ik me ervan bewust, dat er ergens iets loeide en dat er een licht zwaaide. Bij de shop kwam iemand al zwaaiend en roepend naar buiten rennen. Ik liet de knop los en zag dat iedereen naar me stond te kijken. Wat bleek; ik had de alarminstallatie in werking gesteld met sirene en al. En bij al de brave mede-tankers was de benzinetoevoer gestopt. Enfin, ik was in ieder geval klaar wakker. Met het schaamrood op de kaken liep ik naar de shop om te betalen en wist daarna niet hoe gauw ik weg moest rijden. Later hebben we er in de auto hard om gelachen.


zondag 24 mei 2015

Luilak.

Gisterochtend werd ik om zes uur wakker. In de verte speelde een trompet een vrolijk wijsje en een trommeltje roffelde op de maat mee. Het geluid kwam steeds dichterbij, passeerde ons huis en stierf toen weer langzaam weg. Het maakte me aan het lachen.
'Ach ja, het is luilak', bedacht ik, 'helemaal vergeten.' 's Middags vertelde ik het in Brabant aan mijn schoonzusje. 'Luilak? Wat is dat? Ze had er nooit van gehoord. Het is dan ook een oud gebruik dat zijn oorsprong vindt in de Zaanstreek. Het was de bedoeling, dat de jeugd de nacht voor Pinksteren heel vroeg de straat opging en met veel lawaai de volwassen mensen uit hun slaap haalde.

Op vrijdag werd mijn fiets klaargemaakt. Mijn pa sloeg een gat in de bodem van een conservenblik, nam een stuk sisal touw en knoopte aan het eind een spijker vast. Het touw werd door de petroleum gehaald en door het gat in het blik gestoken. Het blik ging, met de bodem naar boven, op de bagagedrager. Het touw werd strak vastgemaakt aan het draaiende deel van de achteras. Als je ging fietsen maakte dat een akelig jankend geluid. 
In de luilaknacht werd ik heel wat keertjes wakker: is het al tijd om te gaan? Zodra het ging schemeren wipte ik mijn bed uit en fietste al jankend door de straten. En ik was niet de enige. Het was een kolossaal jank-orkest, begeleid door lopende kinderen met een pan met een pollepel. Overal was de deurbel uit voorzorg uitgezet. Soms was iemand dat vergeten. Dan was er altijd wel een kind dat met veel plezier de bel een tijdje ingedrukt hield. Anderen hadden een stuk zeep meegenomen en smeerden er de ramen mee in. In de week voor Pinksteren werden er dan ook geen ramen gelapt, dat moest op zaterdag gebeuren. 
Als het licht was, stopten we. Ik fietste met wat opgespaarde geld naar de Geraniummarkt in Beverwijk en kocht daar een plantje voor mijn ma.



Het zijn echt jeugdherinneringen. Toen we met ons gezin in een nieuwbouwwijk gingen wonen, bestond luilak alleen nog maar uit vandalisme. Je ramen werden ingesmeerd met een goedje dat bijna niet te verwijderen was. Straatborden werden vernield. De auto werd bekrast. Het was echt iets om tegenop te zien. En ik had de kinderen liever in bed. Er werden festivals georganiseerd om de jeugd van straat te houden. 

De laatste jaren is het zomaar heel stil geworden. We vergeten de bel af te zetten, dat hoeft ook niet. Luilak is bijna vergeten. Alleen de luilakmarkt in het winkelcentrum is nog springlevend.
Daarom had ik plezier, vanmorgen om zes uur in mijn bed. Het deed me aan vroeger denken. Ik draaide me om en viel weer in slaap.


Luilak, beddezak, staat om negen uren op!
Negen uren, hallef tien, kan de luilak nog niet zien.

dinsdag 12 mei 2015

Haggis.

Het laatste wat ik over deze vakantie kwijt wil, is dat ik Haggis heb gegeten. Toen we in 2003 voor het eerst naar Schotland gingen, gaf een Schotland-minnende kennis het advies 'Eet geen Haggis of Black Pudding.' Dat laatste is bloedworst en dat lust ik niet. Maar Haggis, wat is dat nou. Volgens de reisgids is Haggis een vleesgerecht. Hart, long en lever van een schaap worden gekookt, fijngehakt en vermengd met uien en havermout. Dit mengseltje wordt ingepakt in een schapenmaag. Het klinkt niet erg aantrekkelijk en ik heb het in de loop der jaren dan ook niet gegeten. Maar Haggis is Schotlands nationale gerecht, net zoiets als hachee in Nederland. Daar houdt ook lang niet iedereen van.
Nu waren we voor de tiende keer in Schotland. Zwager was jarig, dus we gingen lekker uit eten. De anderen kozen voor Haddock met Chips en groenten (schelvis met patat). Maar ik zag Haggis op de kaart staan. Mijn besluit was genomen. Voor de tiende keer in Schotland en nog nooit haggis gegeten? Nu moest het ervan komen. Het was een bord met fijn gepureerde peen en aardappelpuree. Het andere prutje was de Haggis. Gelukkig was het niet in schapenmaag verpakt. Het smaakte niet vies, maar was ook niet lekker. Het had een onbestemde smaak. Ik heb het opgegeten, maar keek af en toe een beetje jaloers naar de anderen die zaten te smullen van hun visje. Zij op hun beurt, keken met afkeer naar de slappe hap op mijn bord.  Alleen schoonzusje durfde een minihapje te proeven. Het is goed dat ik het eens gegeten heb, maar ik hoef het niet meer.



Haddock is heerlijk om te eten in de vissersdorpen. De vis wordt gevangen en aan land gebracht. 's Avonds zit jij er van te smullen in de pub, aanbevolen.



maandag 11 mei 2015

De kust van de Solway.

Gisteren hebben we weer voet aan Nederlandse wal gezet na een week zonder wifi en telefonische bereikbaarheid. In het begin is zoiets wennen, maar het duurt niet lang en dan geef je je over aan de heerlijke rust. Op hoog gelegen plekken probeer je de telefoon even en soms lukt het. Maar het signaal valt ook zomaar weer weg. We proberen elke dag wel even te kijken of er iemand geprobeerd heeft ons te bereiken. Je weet tenslotte maar nooit.




Vanuit Fort William zijn we naar Kippford in Galloway vertrokken, een reis van zo'n 200 mijl. Je denkt dat je er niet lang over doet, maar dat valt tegen op de wegen van de Highlands. Een snelheid van 50 km/uur is al heel wat. Bovendien zijn er in de weekenden wegwerkzaamheden, waardoor hele stukken rijbaan worden afgesloten. Je staat dan eindeloos te wachten voor een rood stoplicht. 
Voor vijf uur moesten we de sleutel van onze cottage ophalen in Colvend Store. Gelukkig had ik van tevoren 'Google Maps' bekeken en ontdekt dat het om de dorpswinkel van Colvend ging, een dorp verderop. Het is al tien voor vijf als we in Colvend aan komen. Gelukkig zijn we op het goede adres. Gewapend met de sleutel vertrekken we naar Allonby Cottage in Kippford. Een adres hebben we niet, maar het is het tweede huis na het hotel. Manlief en ik waren 8 jaar geleden ook in Kippford. Toen bivakkeerden we in het huis achter het hotel. Een exactere adresaanduiding was er toen niet, net zoals deze keer. Wat kan het leven toch simpel zijn.
De cottage staat langs de baai waaraan het dorp ligt. De bootjes in het water zakken op en neer met de getijden. Elk moment van de dag is het uitzicht anders.



Ook hier gaan we weer wandelen. Je zou zeggen: je bent van de bergen naar de heuvels gegaan, dat loopt toch een stuk makkelijker. Niets is minder waar. We gaan de kliffen op, eerst bij Colvend Coast. Er zijn weilanden tot aan het randje van de kliffen, begrensd door een veilige afscheiding. Je loopt over een smal paadje aan de andere kant van die afscheiding waar je maar net twee voeten naast elkaar kunt zetten. Naast je is de ruimte tussen jou en de afgrond soms heel weinig. Behoedzaam zetten schoonzusje en ik onze voeten neer, het lichaam een beetje naar de veilige kant gericht. Mochten we  vallen, dan rollen we de goede kant op.
Je bent natuurlijk continu met het wandelpaadje en je voeten bezig, maar regelmatig nemen we de tijd om om ons heen te kijken, wat een prachtige vergezichten. De mannen moeten natuurlijk weer eng doen: zo dicht mogelijk op het randje staan en met de verrekijker in de nesten van meeuwen en alken turen. Ik doe mijn best om het niet te zien. Na 3 kilometer kunnen we  van de kliffen af. Dat loopt heel wat relaxter. Maar het is de moeite waard geweest.



Niet ver weg is nog een wandeling over de kliffen, bij Balcary Point. Daar gaan we dus ook heen. De start is rustig, over het land van een boer en erna loop je via een groen paadje naar de kliffen. Daar wordt het veel enger dan de vorige wandeling. Het paadje is nog smaller dan de vorige keer en nu moet er ook flink geklommen en gedaald worden via de keien. De adrenaline giert af en toe door het lijf. Hier wordt ik echt te oud voor. Zelfs manlief schuift nu voorzichtig op zijn buik naar de rand om met zijn verrekijker in de nesten te turen. 
We eten ons broodje op, zittend op een groen hellinkje tegen het weiland erachter en genietend van de mooie vergezichten over de Solway. Dan komen er twee oudere wandelaars aan in de verte. Heel rustig aan stappen ze voort, hangend in twee hoge stokken. Als ze passeren zien we pas hoe oud ze zijn; eerder 90 dan 80 jaar. Daar worden we even stil van. Zelf weet ik niet of ik dit ooit nog een keer ga doen, hoe mooi de wandeling ook is. Als we van de kliffen af komen, staat er dit mooie bord als toetje na de maaltijd.



De laatste dag zijn we naar de top van Screel Hill gegaan, een heuvel van 344 meter hoog. Acht jaar geleden deden manlief en ik dit op een zondagmiddag na kerktijd. Het enige vervelende wat ik me ervan herinnerde, is de afdaling over rollende keien. 
Bij de parkeerplaats aangekomen, blijkt dat de wandeling officieel niet meer bestaat. We hebben de routebeschrijving, dus we gaan gewoon op weg. Het is een behoorlijk klauterpad dat we volgen. Na het bankje, zoals in het boekje staat beschreven, moeten we weer recht omhoog. Het bos dat er zou zijn, is gekapt, maar we volgen een spoor dat er nog loopt. Stevig klauterend belanden we aan de voet van de rotsige top. Af en toe passeert ons een autochtone Schot en die bijna huppelend  op gympjes naar boven wandelt, terwijl wij ons moeizaam voort bewegen in onze bergschoenen. Uiteindelijk komen we op een supersmal, keiig paadje langs de steile helling. Maar hoe komen we op de top? Geen idee. Terug gaan willen de vrouwen niet en vooruit ook niet. Er zit dus niet anders op dan heel voorzichtig verder te gaan met ondersteuning van de mannen die toch minder moeite met het pad hebben. Dan blijkt het pad toch naar de top te voeren. Even later kijken we uit over het prachtige landschap van Galloway. Maar we moeten ook weer naar beneden. Inderdaad ja, het moet over de losse keien. Maar het lukt. Af en toe moet ik op mijn achterste naar beneden om een te grote stap te overbruggen. We komen heelhuids op een bospad terecht en kunnen nu rustig naar de parkeerplaats terug wandelen. 



vrijdag 1 mei 2015

Wandelen, wandelen, wandelen.

Alweer de laatste dag in de Gen Nevis, morgen vertrekken we naar Galloway. Vandaag is een rustige dag met prachtig weer. Volgens de Schotten verdient dit weer een negen. We hebben gewandeld bij de Inchree Falls. We beginnen met de blauwe route en volgen een behoorlijk steil pad omhoog. We zien onderweg geen blauwe paaltjes meer, maar groene. Volgens manlief is de blauwe kleur waarmee de route is aangegeven een beetje verbleekt. Maar dan zijn we ineens bij de parkeerplaats terug, geen waterval gezien. Dan ontdekken we weggetje met, jawel, de blauwe route. Dus we beginnen opnieuw. Nu komen we wel bij de prachtige waterval die van een behoorlijke hoogte naar beneden stort. We eten er ons broodje op een bankje en in het zonnetje, heerlijk! Wat is Schotland toch verslavend mooi.



Gisteren zijn we naar Nevis Range gereden en hebben ons in een gondel omhoog laten hijsen naar een hoogte van 600 meter. We komen op de sneeuwgrens terecht. Een flinke sneeuwbui dwingt ons ertoe eerst een bakkie te doen in het bergrestaurant. Maar dan kunnen we: er zijn twee korte routes naar een viewpont. We gaan eerst zuidwaarts. Het is een rotsige pad bedekt met sneeuw. Af en toe komt de sneeuw mijn schoenen binnen. Het is prachtig om zo hoog te zijn. Als het niet sneeuwt heb je prachtige vergezichten over Fort William en de besneeuwde bergen erom heen. Het is er wel behoorlijk koud. We trekken onze kragen over onze oren. Erna doen we het noordelijke viewpont. Het is er al even mooi en even koud. Dan wordt het zoetjesaan tijd om weer af te zakken naar beneden. We hadden er de hele dag wel willen blijven.



De dag ervoor was het een heel andere wandeling. We vertrokken met de auto naar Gairlochy om een stukje langs het  Caledonian Canal (the Great Glen) te wandelen, 8 mijl volgens het boekje. Het was een mooi aangelegd pad pal langs het kanaal. Op een gegeven moment dachten we: dit is toch wel een eindje meer dan een rondje Geestmerambacht. Maar ja, er was nergens een brug te bekennen om over het kanaal heen te komen. De mannen gingen juist wat vooruit om te kijken wat er achter een volgende bocht was, toen de vrouwen langs het pad een bordje zagen staan: aquaduct. Het wees omlaag. Zo'n bordje staat er natuurlijk niet voor niets. We keken nog eens goed naar beneden. Ja hoor, er liep een pad naast het riviertje dat door het aquaduct stroomde. Dat was dus geen oversteek maar een ondersteek. Naast een riviertje onder het kanaal door was ook een tunnel voor wandelaars. We waren eindelijk op de helft van de wandeling aan gekomen. Helaas was er nergens een plekje om eens even uit te rusten. Bij een huis waar niemand leek te zijn toverde zwager plotseling twee stoeltjes tevoorschijn waarop schoonzusje en ik even heerlijk konden rusten.

De terugweg lopen we wat van het kanaal af over een smalle asfaltweg. Daar krijgen we de mooiste vergezichten over de bergen in het zuiden, wat mooi. Onderweg wisselt manlief nog even een bandje voor een gestrande Schot die de krik verkeerd onder de auto had gezet en vervolgens de band er niet af krijgt. Ikzelf vind dat de man hem wel wat enthousiaster had mogen bedanken dan het lauwe 'thank you' dat uit zijn mond komt.
We lopen weer door. Het begint best wel zwaar te worden en op de laatste mijl verdwijnt de zon en krijgen we een stevige hagelbui op ons dak. Gelukkig halen we het eind, je moet wel natuurlijk.
Terug in de cottage 'google' ik op de afstand: het was geen 8 mijl, maar meer dan 10.