We zijn een weekje
weg geweest met kinderen en kleinkinderen. Het is heel leuk geweest. De
kleintjes hebben zich eindeloos vermaakt op de boerderij met een grote
speelzaal en buiten was ook allerlei vertier. De groten hadden ’s nachts veel
plezier als de kleintjes heerlijk in bed lagen.
Op zondagavond waren de meesten al naar bed. Alleen Henkie,
Bertje en Mar waren volgens mij nog op om te genieten van buiten zijn en een
spiritueel drankje. Het is me toch steeds niet helemaal duidelijk wat er toen
is gebeurd en wie wat gedaan heeft.
De volgende ochtend zitten we op ons terras lekker aan de
koffie als ik hoog in de boom naast het terras iets zie hangen. Wat is dat nou? Het lijken wel onderbroeken aan een
touwtje. Ik alarmeer de anderen. We lopen naar de boom en turen omhoog.
Inderdaad, daar hangen een aantal herenonderbroeken aan een katoenen draad die
uit de handwerktas van Mar komt. ‘Er hangt daar een broek van mij’, roept de
ene schoonzoon, ‘En die is van mij’, roept andere schoonzoon, ‘En eentje van
mij’, zegt Henkie. ‘Die geruite is van mij’, vervolgt Bertje. Daar staan we te
kijken. Iemand probeert er met een wisser met lange steel bij te komen, maar
dat lukt niet. Bertje, Henkie en Mar staan er met een stalen gezicht bij te
kijken. Er loopt ook een draad binnen handbereik langs de boomstam. Die knip ik
door en dan glijden de broeken allemaal op de grond. Het is wel een beetje
gênant, want eentje heeft er flinke remsporen. ‘Van wie is die onderbroek?’ Er
reageert niemand. Het blijft ook gissen wie de dader is. Er komt nog een grote
steen met draad erom heen gewikkeld uit de boom rollen. Zo hebben ze het dus
gedaan, al gooiend met een richting de takken. De onderbroeken komen buiten
allemaal op een stapel te liggen.
Tan vindt het allemaal bar interessant en ze stelt een
onderzoek in, samen met nicht Margje. Iedereen wordt aan een verhoor
onderworpen. Ik geniet; heerlijk, die kinderen. Ik geniet minder als blijkt,
dat ze boven in de slaapkamers op onderzoek uitgaan en uit mijn waszak vieze
onderbroeken opvissen. Die onderbroeken zitten niet voor niets in de waszak.
Het spul ligt plotseling buiten uitgestald voor sporenonderzoek. Ik haast me om
mijn ondergoed weer weg te bergen en maak duidelijk dat ze nu te ver zijn
gegaan. Waarmee ik meteen tot verdachte wordt gebombardeerd.
De stapel onderbroeken reduceert in de loop van de week tot
één onderbroek die niemand weg haalt. Dochter draait ‘m met de was mee en op
vrijdagochtend ligt ie weer buiten op de tafel. Ik begin nu wel heel erg
nieuwsgierig te worden. Maar als er eventjes niemand aanwezig is op het terras,
is de broek ineens verdwenen. Het ware van deze geschiedenis komen we dus waarschijnlijk
nooit aan de weet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten