zaterdag 22 februari 2014

Oppasoma.


Geschreven in juni 2005.

Je bent oma van een stel prachtige kleinkinderen. Omdat het tegenwoordig belangrijk is, dat de moeder van deze kindertjes enigszins verbonden blijft aan een betaalde carrière, bied je aan om één dag in de week op de krummels te passen. Maar niet vaker dan één keer per week, bezweer je je kinderen, want ook oma’s moeten tenslotte tijd hebben om aan zichzelf te werken. Stiekem verheug je je er wel op, want het zijn natuurlijk de liefste hummels van de hele wereld en ze moeten tenslotte wel weten dat ze een oma hebben en andersom idem dito. Oma vindt het dus heel leuk, maar die hummels vreten haar energie wel helemaal op.

Vanmorgen kwamen ze weer. Tan is nu veertien maanden en ze zit in de eenkennige fase. Hoe vaak ik haar ook zie, ze geeft geen blijk van herkenning als ze me ziet, barst in brullen uit, alsof ik haar bij de laatste ontmoeting helemaal bont en blauw geslagen heb. Na een kwartier zit je dan met een heftig nasnikkend kind op schoot, dat zich langzaam begint te herinneren dat ze je toch wel ergens van kent. Deze keer zal ik dat voor zijn en neem haar meteen bij de handjes en laat haar zo snel mogelijk door de kamer rennen. Het werkt, deze kennismaking met dat vreemde mens bevalt Tan wel en liefst wil ze niet meer stoppen. Ze gilt het uit van de pret en oma zakt even later uitgeput op de grond neer.

Deb, bijna vier jaar oud, komt tegelijkertijd heel enthousiast binnen. Ze heeft w.c.rolletjes mee, want die wil ze met oma gaan beplakken met gekleurd papier en liefst meteen. Als het wat rustig wordt, gaan we bij tafel zitten om een broodje te eten. Ze hebben deze keer geen wittebrood mee en ook geen leverworst. In het vriesvak vind ik nog twee sneetjes wittebrood, die niet door de omes zijn opgegeten en gelukkig vindt Deb het deze keer ook goed om er gekookte worst op te krijgen. Ze eten het op, maar de korsten laten ze liever liggen. Tan begint smakelijk aan een beker roosvicee, terwijl ik Deb moet dwingen om een paar slokken te nemen van haar drinken, dat ik al speciaal in een glas met een afbeelding van ‘kikker’ heb geschonken. 

We gaan koffiedrinken bij omi. Deb heeft geen zin om een eind te lopen. Ik vertel haar dat omi helemaal niet ver bij me vandaan woont, zodat ze aarzelend begint mee te lopen. Onderweg wordt ze enthousiast van alle wilde bloemen en we staan bij elke struik stil om een bloemetje voor omi te plukken. Al plukkend probeer ik haar wat bloemennamen bij te brengen. Zo komen we na drie kwartier slenteren bij de koffiepot van omi aan. Bij omi in de tuin liggen allemaal zwarte veren van een jonge kraai, die blijkbaar door een grote roofvogel geplukt is. Stom genoeg praat we er even over. En kleine potjes blijken weer grote oren te hebben. Deb is er zeer van onder de indruk en vindt het vogeltje ‘zo zielig’.

De dames gedragen zich keurig bij omi en eten hun cake op. Om half twaalf stappen we weer op. Ik vertel Deb, dat we nog naar de winkel moeten voor wittebrood en leverworst. Nou, daar heeft ze even helemaal geen zin in. Ik paai haar met de belofte, dat ze ijsjes uit mag zoeken. Oké dan maar, daar wil ze het wel voor doen. Onderweg gaat ze bloemen plukken voor oma, voor mij dus en als die even later niet meer te vinden zijn, gaat ze met een zekere regelmaat gewoon op de straat zitten om te demonstreren, dat ze moe is en er echt geen zin meer in heeft. Ik wacht geduldig tot ze opstaat en we weer verder kunnen. Tan ligt heerlijk te dommelen in de wagen.

In de C1000-winkel staan gelukkig kinder-boodschappenkarretjes. Daar is Deb dol op. Eerst had alleen AH ze staan en ging ik apart voor die wagentjes met de kinders daar heen. Nu kunnen we bij C1000 wat boodschappen verzamelen en kiest Deb haar ijsjes uit. Ze weet gelukkig precies wat ze wil, zodat we niet eindeloos staan te overleggen. We stappen de winkel weer uit en Deb deelt me mee, dat ze moe is. Maar nu heb ik een grote troef. Ik vertel haar, dat we hard moeten lopen, omdat anders de ijsjes gaan smelten. Zo gaan we, zonder gezeur, bijna in looppas op huis aan en mag ze thuis meteen haar ijsje opeten. Ik gun het haar van harte, hoewel ze daarna geen boterham meer wenst te eten. Tan is zo ver heen, dat ze zonder te eten naar haar bedje gaat.

Dit is Deb haar moment. Eerst gaan we een videofilm bekijken. We hebben al wekenlang naar 'Sneeuwwitje' gekeken met die enge heks. Als de heks kwam, kroop ze stijf tegen mij aan en gingen we samen griezelen. Nu gaan we voor de tweede keer naar 'Aristocats' kijken met die enge Edgar. Eigenlijk is het mijn moment, want ik kan heerlijk even uitrusten van alle opgedane vermoeienissen. Meestal val ik heel even in slaap om meteen van mijn eigen snurk weer wakker te schrikken. Dan zit er een kind naast me met grote ogen naar me te kijken. We lachen er maar om en oma neemt zich voor niet meer in slaap te vallen.


Na de film wil ze een spelletje of wat anders gaan doen. Deze keer zijn het de w.c.rolletjes. Die moeten versierd worden. Ik doe haar een paar dingen voor, maar ze is eigenwijs. Niets is goed. Ze neemt een lap gekleurd papier en smeert dat met stijfsel in en vouwt dat op één of andere manier om het rolletje heen. Zo moet het worden en niet anders. Ik vind het best. Ik maak een rolletje met rijst erin. Dom genoeg knip ik per ongeluk een gat in de zijkant, zodat de rijst alle kanten op vliegt. Dat vindt Deb wel weer interessant.





Intussen is Tan wakker geworden. Ze zit rechtop in bed en er stijgen verdachte geuren omhoog. Ze is blij me te zien en we knuffelen even. Ze krijgt eerst een fles, die ze absoluut niet op wil maken, want er zijn veel leukere dingen te doen. Daarna komt de schone luier en meteen daarna gaat ze op de grond gezellig de volgende luier vol zitten poepen. We zijn inmiddels minstens een half uur verder en Deb staat te popelen om weer iets leuks met me te gaan doen. Ze vist uit de kast een doosje strijkkralen op, waar ze nog veel te klein voor is. Het is een heel gepriegel om de kraaltjes op de puntjes van het matje te steken. Tan wil inmiddels ook op schoot bij tafel en ik geef haar een teletubbie-puzzel om zich te vermaken. Deb stoot per ongeluk tegen haar werkje en alle kraaltjes vliegen weg. Daar is de lol dan dus weer van af. We moeten gaan verven, vindt ze. De potjes verf komen op tafel, voor elke kleur is er een kwast in dezelfde kleur. Zorgvuldig schildert ze met elke kleur een vlak op het papier. En passant wordt haar voorhoofd groen, haar ene elleboog rood en de andere arm vertoont alle kleuren. Haar shirt blijft redelijk schoon door het grote plastic schort dat ervoor zit. Tan wil ook weer op schoot om mee te doen. Ik geef haar een ballpoint en een stukje papier, dat ze enthousiast vol krast. Daarna stort ze zich vol overgave met de pen op de tafel. Daar maak ik meteen een eind aan. Deb vindt dat ik ook moet schilderen. Dat probeer ik maar op een stukje krant onder haar werkstuk. Na tien minuten is ook dit weer gedaan en moet alles gereinigd worden.

Opa komt inmiddels thuis en ik probeer de aandacht van de hummels op opa te vestigen. Ik ga ondertussen voor de koffie  zorgen, want daar hebben we zo langzamerhand allemaal wel trek in. De kinderen tuttelen lekker rond, totdat pa ze komt halen. Niet lang daarna vertrekt het hele spul weer naar huis. En oma raapt haar laatste restje energie bij elkaar om het avondeten klaar te gaan maken.

zaterdag 15 februari 2014

Gevulde paprika's, heerlijk.

Het was een hele klus om de hele familie een smakelijke maaltijd voor te schotelen. De een hield niet van prei, de ander niet van hachee en de derde niet van kool. Er was geen beginnen aan, dus van het begin af aan was het eten wat de pot schaft. Dat is me niet altijd in dank afgenomen. Maar het lijkt erop dat ze, nu ze een eigen gezin hebben, wel van alles op tafel zetten. Nu hebben ze zelf kinderen die niet alles lusten, maar dat mogen ze lekker zelf oplossen.
Bertje is een geval apart. Hij hield niet van aardappels en hij houdt er nog steeds niet van. Maar hij heeft een vriendin die alleen van aardappels met groente houdt. Dus ik vrees, dat hij regelmatig een maaltje aardappels voorgeschoteld krijgt.
Toen de hele bups nog thuis woonde, aten we eens in de twee weken gewoon patat met een kroketje of een frikadel en ijs toe. Ik stond dan drie kilo patat weg te bakken, voordat de honger was gestild. Maar er werd in ieder geval niet gezeurd op zo’n dag, heerlijk.

Op een gegeven moment kwamen de paprika’s in de winkel. Ik kreeg een recept in handen van gevulde paprika’s. Het leek me wel aardig om eens uit te proberen. Het potje moest een half uurtje pruttelen voordat het gaar was. Dan begon het in huis heerlijk te ruiken. Alle gezinsleden kwamen langzaamaan thuis. Ik verwachtte wel wat afkeurende opmerkingen. Maar nee, de een na de ander zei: ‘Wat ruikt het hier lekker? Wat gaan we eten?’ Het was ongelooflijk, de hele pan met acht gevulde paprika’s werd leeggegeten.  Dat werd mijn favoriete gerecht om klaar te maken.

Complimenten kreeg ik daarna niet meer, dat hoeft ook niet. Ze gingen het huis uit het studentenleven in. En nu het grappige. Ik ben heel wat keren opgebeld: ‘Mam, dat recept van die paprika’s, hoe gaat dat?’ Of dat geen compliment is … Dan moesten ze voor de studentenclub koken en kozen ze voor gevulde paprika's. Elsje heeft het zelfs gebruikt toen ze voor de eerste keer voor een speciale vriend zou koken. Listig, de liefde van de man gaat immers door de maag.


Dit is de eerste kookpoging van Henkie.

Gevulde paprika’s.

Nodig voor de tomatensaus:
- 4 dl. bouillon van 1 blokje vleesbouillon
- 40 gram margarine
- 1 ui, fijngesneden
- 1 theelepel paprikapoeder
- 1 klein blikje tomatenpuree
- 2 laurierblaadjes.

Nodig voor de paprika’s:
- 4 paprika’s, liefst die goed rechtop kunnen staan.
- 2 ons rijst, of een restje rijst.
- 3 varkens-saucijzen.

Begin met het koken van de rijst (als die nog niet gaar is) en maak de bouillon klaar.
Neem een pan waar de paprika’s rechtop in passen en smelt de margarine hierin.
Voeg de ui toe, lichtbruin bakken. Strooi er de paprikapoeder over. Kort verder bakken.
Doe hierna de tomatenpuree erbij, goed roeren.
Voeg de bouillon toe met de laurierblaadjes.
Laat de tomatensaus tien minuten zachtjes pruttelen.
Snijd ondertussen de kapjes van de paprika’s af. Haal de zaden eruit. Was ze schoon en op de kop uit laten lekken.
Snijd van de kapjes het resterende vruchtvlees fijn.
Verwijder het vel van de saucijzen en snijdt het vlees in stukjes.
Schep rijst, paprikastukjes en saucijs goed door elkaar en vul er de paprika’s mee.
Zet de paprika’s rechtop in de pan en laat ze 30 minuten op een zacht pitje pruttelen.

Ik herinner me nog, dat mijn ouders op vakantie waren en broer en ik een weekje alleen thuis waren. ‘Wat wil je eten?’, vroeg ik hem. ‘Doe maar sla, altijd goed.’ Dus zette ik hem elke dag fijngesneden sla met slasaus voor. Na vier keer zei hij: ‘Als je morgen weer sla hebt, gooi ik ’t in je gezicht.’ Het is ook nooit goed.

zaterdag 8 februari 2014

Mijn zoon en zijn fiets.

Onderstaand verhaal stamt uit 2006, de tijd dat de zonen nog thuis woonden:
Oudste zoon Henk (zo wil hij genoemd worden) heeft een fiets. Die heeft bijna iedereen natuurlijk. Deze fiets heeft hij zelf moeten kopen, nadat hij een aantal fietsen heeft laten stelen. Daar kun je meestal weinig aan doen, maar de laatste keren had hij daar wel een redelijke schuld aan. Het is namelijk zo, dat als je even gaat pinnen en je je fiets zomaar neerzet, hij ook zomaar meegenomen kan worden. Hij had de pech, dat er in die luttele minuten iemand langsliep, die dat  inderdaad deed. Gelukkig had de kringloop een prima exemplaar staan, die hij voor 80 euro mocht meenemen. En als ik zeg prima, dan bedoel ik ook prima. Maar een jongen van 16, 17 jaar op een fiets betekent niet veel goeds. In no time is het een vehikel, dat met touwtjes bij elkaar wordt gehouden. De kettingkast ligt eraf, de ketting loopt er regelmatig af en de versnelling doet het niet meer. Die jongens denken in hun onnozelheid, dat die fietsen evengoed wel blijven rijden.


Henkie gaat elk jaar op scoutkamp. Dit jaar moest het bivak opgeslagen worden in Drenthe. En in hun overmoed besloten de leden van zijn groep, dat ze per fiets naar Grolloo zouden afreizen. Wij keken zorgelijk naar de fiets van zoonlief; “Daar zal dan iets aan moeten gebeuren, joh”. “Ja, ja, dat komt wel in orde”, reageerde hij. Maar de dagen verstreken. Henkie ging elke dag uit werken en had verder geen tijd. Het werd dinsdag en woensdagochtend om zeven uur moest de groep vertrekken. Gelukkig had hij deze laatste dag vrij genomen. Hij toog naar de fietsenmaker om een ketting te kopen en ging nog eens een keer naar het winkelcentrum om foerage voor onderweg in te slaan. Pa hielp hem met de ketting en kwam er achter, dat er een moer van het trapgestel kapot was, die beslist nog vervangen moest worden. “Ik ga niet meer naar de winkel”, reageerde Henkie resoluut, “Ik ben er vandaag al twee keer geweest”. Om kwart voor zes heb ik hem van zijn kamer gesleept. “Jongen, als jij morgen Drenthe wil halen, dan ga je nu naar de winkel”. Mopperend vertrok hij en kwam terug met een moer. Helaas was het een moer die niet paste, want hij bleek deze keer voor de broodnodige variatie naar de ijzerhandel te zijn gegaan en die verkoopt geen fietsmoeren. Inmiddels waren de winkels dicht. Wij zeiden niets en dachten; ‘Hij zoekt het zelf maar uit’.

’s Avonds vertrok hij naar een laatste scoutoverleg en kwam pas om half elf thuis. Niet zo slim, vond ik, wanneer je de volgende dag heel vroeg op pad moet voor zo’n lange fietstocht. Henkie hield echter triomfantelijk een moer in zijn hand om zijn fiets rijklaar te kunnen maken. Wat bleek, de hele groep had met hem door de gemeentebeplanting lopen struinen op zoek naar oude fietswrakken. Uiteindelijk vonden ze een moer in de schuur van een groepsgenoot. Ik moest er wel weer om lachen ook. Hij vertrok de volgende dag netjes richting Enkhuizen en vertelde later, dat hij fietsend in Drenthe was aangekomen. Dat was dus het hele verhaal dacht ik.


Ongeveer een maand later kom ik in de winkel een begeleidster van de scoutinggroep tegen. Ze heeft Henkie jarenlang onder haar hoede gehad. We praten wat over onze puberkinderen. Dan vertelt ze over haar zoon, die zo gemakzuchtig is. Maar ze prijst zich gelukkig, dat mijn Henkie niet haar zoon is. Ze vindt hem heel erg leuk, maar zo gemakkelijk als die is …., daar zou ze niet mee kunnen samenleven. Ik vertel haar vervolgens het fietsverhaal, waarna ze hard begint te lachen. Ze was erbij. De fiets van zoonlief bleek het dus niet goed te doen. Hij heeft Enkhuizen nog net gehaald, waar een fietsenmaker gezocht moest worden om een goede moer te kopen. Hij bleek een moer opgescharreld te hebben voor de andere kant van zijn kettingkast, een spiegelbeeld dus. Gelukkig waren ze nog wel op tijd voor de boot naar Urk.

Ik confronteer zoonlief met dit verhaal. Hij wil natuurlijk graag weten bij wie ik deze informatie heb opgedaan. Ik vertel het hem niet en hij raadt het niet. Meer woorden over deze zaak lijken me niet nodig. 

woensdag 5 februari 2014

Rijkdom versus armoede.

Onze kringloopwinkel bestaat 45 jaar. Het is geen gewone kringloop. Vanaf het begin, een rommelmarkt, worden er tweedehands goederen verkocht om projecten in ontwikkelingslanden te steunen. Er werken alleen vrijwilligers, dus niemand wordt er rijk van. De omzet is in de loop der jaren enorm gegroeid en daarmee ook het aantal projecten dat gefinancierd wordt.
Ik draai al meer dan 22 jaar enthousiast mee in de werkgroep die de aangevraagde projecten uitwerkt en bespreekt. Daarom ga ik met de voorzitter van de kringloop mee naar de krant voor een interview. De man van de krant vraagt: ‘En waarom doe je dit al zo lang?’ Goeie vraag, maar het antwoord is niet zo moeilijk: Ik hoop op mijn manier bij te dragen aan een betere wereld.

Hij vraagt ook: ‘En welk project heeft het meeste indruk op je gemaakt?’ Daar weet ik het antwoord ook meteen op. Alle projecten zijn bijzonder, maar één project is heel erg bij me binnen gekomen. De aanvraag kwam in 2008 van een plattelandsziekenhuis in Tanzania. Daar overlijden regelmatig vrouwen bij de geboorte van hun kindje. Dat komt vaak, doordat het ziekenhuis niet op tijd is te bereiken als er complicaties optreden tijdens de bevalling. Men moet soms urenlang lopen om een barende vrouw in problemen naar het ziekenhuis te krijgen.
De mensen zijn er erg arm. Als de vrouw overlijdt en de baby overleeft, verdwijnt de familie stilletjes en laat het kindje achter. Ze zijn niet in staat om ervoor te zorgen, te arm. Deze baby’tjes werden op een kamertje gelegd van 1 ½ x 3 meter. Om de paar uur ging er iemand van de verpleging heen om ze te voeden en een schone luier te geven. Er was een foto bij de aanvraag gevoegd. Daarop zag je twee ziekenhuisledikantjes in het kamertje met in elk bedje drie baby’tjes. Onder een ledikantje lag een matras met daarop ook baby’tjes. Gemiddeld had men tien baby’s op dat kamertje liggen. Het is toch hartverscheurend? Mijn eigen kinderen en kleinkinderen heeft het aan niets ontbroken. Er was prima zorg rond zwangerschap, bevalling en erna. Ze werden allemaal geknuffeld, gevoed en verluierd. Dat vond ik bij deze aanvraag het ergste: die kleintjes lagen daar maar. Niemand koesterde ze, speelde met ze, praatte met ze.
Onze kringloop heeft eraan bijgedragen dat er een crèche gebouwd werd. Daar krijgen ze vaste verzorgsters en worden ze wel gekoesterd. Na een paar jaar gaan de kinderen weer naar hun familie terug, die dan wat beter in staat is om voor ze te zorgen.

De kraamafdeling van de Lutheran Haydom Hospital, Tanzania.

Het houdt me al een groot deel van mijn leven bezig. Waarom ben ik geboren in een rijke maatschappij en heb ik nog nooit gebrek aan iets gehad? En waarom worden er elders op deze aardkloot mensen geboren die hun hele leven gebrek lijden en waarschijnlijk veel te jong aan een of andere rotziekte overlijden. De kans is groot, dat ik aan een welvaartsziekte dood ga. In toeval geloof ik niet, wel in een almachtige God. Maar het is me te gemakkelijk om die God aansprakelijk te stellen voor dit onrecht.

 ‘De wereld heeft nog nooit zoveel rijkdom geproduceerd als vandaag. Bij een gelijke verdeling van
  de rijkdom zou een gemiddeld gezin (wereldwijd is dat twee volwassenen en drie kinderen) een  
  beschikbaar inkomen hebben van 2.850 dollar per maand.’
   (Bron: Human Development Report 2013 van de UNDP (=UN Development Network) )

Er is dus meer dan voldoende voor iedereen, maar toch beschikt één op de drie mensen niet  over basis sanitair en één op de vier niet over elektriciteit.
Eén op de zeven mensen leeft in een sloppenwijk, één op de acht heeft honger en één op de negen mensen beschikt niet over drinkbaar water

De verantwoordelijkheid voor dit onrecht ligt bij ons. We houden teveel voor onszelf, denken niet na bij wat we kopen. Ik geloof er nog steeds in, dat we als afnemer en gebruiker de macht hebben om de situatie in de wereld om te buigen. Als er maar genoeg mensen zijn die die verandering willen. We kunnen heel bewust uitzoeken waar we onze producten kopen. We hebben de mogelijkheid om zuinig met kostbare energie om te springen. We hebben de mogelijkheid om een bank te kiezen zonder graaicultuur.

Ik geloof ook, dat wanneer ieder mens een menswaardig bestaan kan leiden, er veel minder oorlog zou zijn. Als je niet weet hoe je elke dag aan voedsel en kleding kunt komen, als je voor een habbekrats in een fabriek moet werken, als je bijna niets betaald krijgt voor het voedsel dat je verbouwt en oogst, dan groeit de onvrede vanzelf, een prima voedingsbodem voor oorlog.


De wereld verbeteren begint bij jezelf.