maandag 6 januari 2014

Naar het Darteldorp.

Vanmorgen ben ik op weg naar huis als er uit een zijstraat een jongeman aan komt fietsen. Hij zwaait vrolijk naar me: ‘Hallo mevrouw Stil.’
Ik groet terug. Hij komt me vaag bekend voor, maar op mijn leeftijd zijn de verbindinkjes in de hersenen niet allemaal recht toe recht aan meer. Dat kost dus even tijd.
Hij komt naast me fietsen: ‘Kent u me nog? Het moet helemaal uit uw tenen komen hè.’
Ik verontschuldig me: ‘Mijn tenen zitten deze keer wel erg ver weg, geloof ik.’
‘Ik ben Kees Slager. Ik zat bij uw zoon in de klas.’ Het kwartje valt. ‘O ja, jij bent degene die in de auto hebt overgegeven.’ Hij wil er blijkbaar niet aan herinnerd worden, want hij reageert niet enthousiast.
Ik pep ‘m op: ‘Het is nu wel tijd om er hard om te lachen joh, doen wij ook.’
Ik wil vragen hoe het met hem gaat, maar hij zwaait alweer af, sigaretten halen in de supermarkt.
Ik schiet in de lach bij de herinneringen die opkomen.

Zoonlief was jarig geweest en er moest natuurlijk een feestje gegeven worden. Dat was iets om tegen op te zien. Met meisjes doe je heel gezellig spelletjes en knutselwerkjes, maar jongens …
De ene keer gingen we naar het zwembad, de andere keer naar de bioscoop. Ik vond het een hele klus om op pad te gaan met zo’n stoeiende kluwen doerakjes. Deze keer wilde zoonlief naar het Darteldorp in Beverwijk. Het was een soort klimparadijs bij de Zwarte Markt in Beverwijk. De entree was goed te betalen, dus een prima idee. We hadden een Kangoo: vier jongetjes pasten op de achterbank en twee op de voorstoel. Er werden vijf klasgenoten uitgenodigd en ik klom met een tas proviand in de laadruimte. Manlief bestuurde het geheel. Het was gezellig onderweg. De jongens zaten klem tegen elkaar en verheugden zich op het Darteldorp waar ze nog nooit waren geweest. Het was dan ook heel erg leuk. Ik weet nog dat manlief en ik met proviand en thermoskan koffie bij de ingang zaten op een paar lekkere terrasstoelen, een boek op schoot. De jongens verdwenen in het touwwerk. Af en toe kwam er eentje bezweet naar buiten rollen met veel dorst. Die gaven we wat te drinken. Dat werd naar binnen geslokt en hij wist niet hoe snel hij weer het touwwerk in moest. Na een paar uurtjes verzamelden we de mannen en gingen weer huiswaarts.
Kees zat tussen zijn maten op de achterbank en werd op de terugweg steeds stiller. ‘Wat is er, Kees?’ ‘Ik heb hoofdpijn.’ Hij begon steeds meer te slikken. Dat ging niet goed. Gelukkig lag er een plastic zak in de achterbak. Toen hij kreunde dat hij moest spugen, had ik die meteen paraat, gelukkig.
Maar nu komt het erge: er bleek geen bodem in de zak te zitten, dus alles vloog er aan de onderkant weer uit, over de vier jongetjes heen. Wat een zootje was dat.



Thuis moest ik  meteen aan de slag: schone kleren zoeken in de kast van de jongens, vuile kleren wassen, de auto schoon boenen. Ondertussen stond de frituurpan op, want er moest natuurlijk patat gegeten worden. Kees was zielig: ‘Ik lust niets.’ Maar tien minuten later was hij alles vergeten en at met smaak drie borden patat op.

1 opmerking:

  1. Uhm en wie mocht die bodem van de tas dichthouden? Dat is zeker vergeten

    BeantwoordenVerwijderen