Aan die stamboom van mijn moeder van Italiaanse komaf zat natuurlijk
een bijzonder verhaal vast. De geschiedenis van mijn vader leek heel wat minder
levendig. Het enig wat ik wist is, dat mijn opa een keuterboerderijtje in
Drenthe had en failliet is gegaan door ziekte en misoogst. Hij is toen naar
Noord Holland verhuisd om als ongeschoold arbeider in de papierindustrie te gaan werken. Er was
iets voorgevallen tussen hem en de rest van de familie, waardoor er maar weinig
contacten waren. Mijn vader kwam soms bij één oom en tante en hun kinderen.
Een neef van hem had in Drentse archieven gesnuffeld en in grote lijnen een
stamboom samengesteld. Ik kreeg kopieën van een paar aktes in handen en vond het
wel interessant. Toen deze neef te oud werd om verder te zoeken, belde hij mij
op. ‘Joh, ik heb geen kinderen. Niemand in onze familietak heeft nakomelingen.
Mag ik mijn spullen bij jou brengen?’ Ik vond het prima.
Inmiddels kun je heel veel online zoeken via Drenlias.nl. Met de
gekregen aktes ben ik binnen een week al heel ver terug in de tijd. Mijn voorouders kwamen uit
Groningen en via Allegroningers.nl strand
ik in Zuidveen, bij Steenwijk. Maar dan praat je wel over 1638. Verder terug
gaan in de tijd lukt (nog) niet. Ik kom er nu ook achter dat mijn voorouders turfgravers
waren. Dat had ik nooit gedacht.
Maar dit is niet het meest interessante deel van de zoektocht. Er duiken
twee huwelijksaktes op van de opa van mijn vader. De eerste keer trouwt hij met
een volle nicht van hem. Ze krijgen twee zoontjes. De eerste wordt 4 dagen oud.
Zijn vrouw overlijdt 3 maanden na de geboorte van hun tweede zoontje. Dat
jongetje wordt 8 maanden oud. Wat een tragiek. Maar binnen een half jaar en twee maanden na de dood van zijn zoontje huwt
hij zijn tweede vrouw. Het gekke is, dat niemand van zijn kinderen en
kleinkinderen ooit heeft geweten dat hij twee keer getrouwd is geweest,
verbazing alom.
Op deze foto staan de grootouders van mijn opa. Opoe schijnt
een lam handje te hebben gehad en daarom verbergt ze 'm.
Twee jaar geleden word ik gebeld: een nicht van mijn vader aan de
telefoon. Ze heeft aan aantal oude spullen van haar grootvader, die ze graag
aan mij wil overdoen. Hieronder bevindt zich ook de oude familiebijbel. Manlief
en ik reizen af naar Drenthe en worden daar hartelijk ontvangen door twee
nichten die goed bij de tijd zijn. We horen er veel verhalen over de familie.
Ik schrijf ze op, want die wil ik graag bewaren. Plotseling zegt een nicht:
‘Jouw opa heeft vroeger willen emigreren naar Amerika. Hij heeft er zo’n honger
geleden, dat hij wilde planten uit de berm at en met hangende pootjes naar huis
is terug gekeerd.’ Meer weet ze er niet van, want dit speelde zich af voor haar
tijd. Het verhaal is helemaal nieuw voor me.
Maar ook hierover zijn op internet gegevens te vinden. Elke immigrant
die naar New York voer, werd geregistreerd op Ellis Island. Deze archieven
staan online. En ja hoor, ik vind hem. Op 20 maart 1914 arriveert hij met de ‘City of New York’ op Ellis Island met nul dollar op zak.
Van elke immigrant wordt verwacht dat hij tenminste $ 50,- bij zich heeft. Ik vermoed daarom dat het verhaal van de nicht wel klopt. Niet niet veel later, tijdens de eerste wereldoorlog, raakt
hij gemobiliseerd bij IJmuiden en is dus weer terug in Nederland. Daar ontmoet hij mijn oma en trouwt met
haar. Rare, zwijgzame mensen vroeger, je zou toch zeggen dat dit een prachtig
verhaal is om in geuren en kleuren te vertellen, maar nee.
Mijn opa, gemobiliseerd bij IJmuiden.
In het afgelopen jaar hebben we een tweede bezoek gebracht aan de
nichten. Deze keer zijn we erop uit gegaan. We bezoeken een oude begraafplaats en
kijken op plekken waar de familie vroeger gewoond heeft. Zo heb ik gestaan bij
de boerderij van mijn overgrootouders en bij het huis waar zij hun oude dag hebben gesleten. En ik ben weer wat verhalen rijker geworden.
Mijn overgrootouders.
Het stamboomonderzoek brengt ons ook op het idee om naar Oost-Groningen op vakantie te gaan, ik zou er anders nooit op zijn gekomen. Het is er zo onverwacht mooi, dat we er later
weer een week gaan kamperen en in de herfstvakantie een paar dagen naar Drenthe gaan. Tijdens deze vakanties zijn manlief en ik naar het
Veenkoloniaal museum geweest in Veendam en naar het Veenpark in Barger Compascuum.
We zijn heel wat wijzer geworden over het leven in de turf. Wat een
armoede, één voorvader is overleden in het armenwerkhuis in Onstwedde. Toch heb
ik wel de indruk gekregen, dat de mensen in die tijd niet ongelukkig waren. Dat
komt ook door de mooie foto’s die we hebben gezien. De kinderen zien er bepaald
niet zielig uit. Volgens mij genoten ze wel van hun vrijheid tussen het turf.
We hebben de route gevolgd die ze in de loop der jaren gegaan zijn, via
de Zuidwending richting Oude Pekela en Onstwedde. We zijn de hele Valthermond doorgefietst. Dat is een heel eind, zeker als het
miezert.
Nu wacht ik op het moment dat Drenlias de bevolkingsregisters van
Drenthe online zet. Dat zal dit jaar gebeuren, zo heeft het Drents Archief
beloofd. Dat zal me weer een schat aan gegevens opleveren over adressen en
misschien ook op welk moment de turfgravers boer zijn geworden.
Of stamboomonderzoek saai is, moet iedereen zelf maar bepalen. Mij
heeft het bijzonder leuke ontmoetingen, foto's en onbekende familiegeschiedenis opgeleverd. En op vakantie kom je eens
ergens waar je anders nooit heen zou zijn gegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten