woensdag 29 augustus 2018

De look a like.


Deze zomer telt wel heel veel dagen met tropische temperaturen. Dan blijf je liefst thuis en ga je af en toe lekker naar het strand voor een bad in zee. De caravan staat lange tijd voor de deur, want de stalling is een paar weken gesloten wegens vakantie.
Enfin, na kleindochters verjaardag gevierd te hebben met een rondje blote-voeten-pad in Bovenkarspel besluiten we te vertrekken. Het is nu of niet meer. In het Groene Boekje zoeken we een camping uit in het midden van de Betuwe. Volgens de beschrijving kampeer je in een boomgaard en zijn er 15 staplaatsen. Ook beschikt de camping over waterbesparende douches en toiletten, echt iets voor ons.

Ingang van de camping.

Op maandag vertrekken we rond het middaguur naar Kesteren. We zijn er snel. Je steekt bij Rhenen de Neder-Rijn over. Ten westen van Kesteren, midden tussen  grote fruitteelt bedrijven, aan een slaperdijkje is de camping. De toegang is lastig te vinden en is ook nog eens lastig in te rijden met de caravan achter de auto. Manlief parkeert meteen aan het begin waar de auto’s blijkbaar geparkeerd worden. En nu maar op zoek naar een receptie of wat dan ook. Er is niets te bespeuren wat erop lijkt.
Bij een andere auto scharrelt een man rond. Hij kijkt alles eens aan en begint dan te kletsen, over die mooie auto van ons; ”2001, dat zie ik zo. Man, je moet die auto eens goed schoonmaken en in de was zetten. Dat verdient ie.” Zijn stem heeft een bekende klank en ook zijn uiterlijk doet vaag aan een baardmannetje denken. Hij is ook niet te beroerd om ons te vertellen waar we ons moeten melden: “Zie je dat tentje daar? Daarachter moet je erin en kun je recht doorlopen naar de boerderij. Daar hangt een bel, dan komt er wel iemand, hoewel ik niet geloof dat er iemand thuis is.”
We vinden de boerderij en bellen aan. De vrouw des huizes is thuis, ze wijst ons waar we kunnen staan. We vinden een plekje tussen twee oude walnotenbomen. Elektriciteit is eigenlijk niet beschikbaar, maar tegenover ons plekje ligt een haspel waar een gewone stekker in kan worden gestoken. Gelukkig heeft manlief voor dit soort gevallen een aansluiting in de disselbak liggen. Een plastic zak beschermt de haspel tegen vocht.
De camping is gemoedelijk. Er wandelt een kip rond. Ik noem haar Marietje, maar het blijkt een haan te zijn want hij kraait regelmatig. Dan wordt het Marius, leuk beest trouwens. Hij steekt elke ochtend zijn kop in de tent, tokt wat. Als je iets terug zegt tokt het beest ook weer een antwoord. Als ik naar het toilet ga loopt Marius al tokkend achter me aan.

Marius.

Dan zijn er een paar katten. Een ervan is een fervente muizenvanger. Natuurlijk moet er dan voor onze tent mee gespeeld worden. Het muisje mag elke keer even vrij, loopt snel weg en wordt dan weer  treiterig in de bek genomen. Dat gaat door tot het beestje geen sjoege meer geeft. Dan is de lol er voor de kat weer af.

De Indonesische vechtkip.

Opmerkelijk is de andere haan die vrij rondloopt. Ik heb nog nooit zo’n raar exemplaar gezien: heel hoge poten met een armoedig mager lijf erboven. Het blijkt de oerkip te zijn, een Indonesische vechtkip. Het is een beest dat zich niet in een hok laat opsluiten, vertelt de vrouw des huizes. Bij de boerderij scharrelen heel veel nakomelingen van dit haantje rond in alle mogelijke maten.

Nakomelingen van de oerkip.

Als je het paadje naar het toilet loopt, staan halverwege een aantal bijenkasten. Het is er een gezoem van jewelste met al het rottende valfruit op de grond. Onder de fruitboom is een zitje gemaakt. Daar zit onze portier regelmatig geanimeerd met andere gasten te praten. Hij lijkt overal verstand van te hebben en als je eenmaal met hem aan de praat raakt, dan ben je zomaar nog niet van hem af. De man brengt zijn vakantie op deze manier door. Na een paar dagen breekt hij op om eens een andere camping te proberen. Manlief krijgt nog eens het dringende advies om goed voor dat mooie autootje te zorgen. Dat is ie wel waard.
Die waterbesparende douches en toiletten, dat is een verhaal apart. Er is zegge en schrijven één douche die voluit warm water levert. Het hok is helemaal opgebouwd van houten schaaldelen evenals de twee toiletten. Erg hygiënisch is het niet. Ook vind je er twee gammele wasbakken en een gootsteen waar je maar slecht terecht kan met je vaat. De verlichting is schaars, helemaal als het donker wordt. Dan kun je echt niet meer douchen.

Het gaat de hele week best lekker, totdat het vrijdag wordt. Ineens stroomt de camping vol. Als we na een leuke fietstocht terug komen, staat pal tegenover ons een VW-bus met luifel en dat is best dicht bij. Wanneer we voor onze tent plaats nemen, zitten de mensen zowat bij ons aan tafel. Voor de tent kunnen we dus niet meer goed terecht. Er komt even later een caravan links naast ons te staan met zijn achterkant op anderhalve meter van onze zijkant, op onze leefruimte dus. De campingbaas vraagt ons onze fietsen daar weg te halen en ze aan de andere kant te zetten. Ik aarzel, dan hebben we helemaal geen buitenruimte meer, want daar genieten onze rechterburen het campingleven. “Laat ook maar”, zegt ie dan. Later zien we dat de caravan links naast ons ook nog eens een koepeltentje vlak voor zich heeft gekregen, ook op onze kampeerplek. Er staan vier campers op het pad dat naar de boomgaard leidt. Dat kan toch niet? Ik tel meer dan 20 bezette kampeerplaatsen. Tel uit je winst. En één doucheruimte voor meer dan veertig personen betekent dat het hok minstens zeven uur per dag bezet is. Je gaat vanzelf minder douchen. Dat is nog eens waterbesparing.
De overbezetting heeft ook een leuke kant. Iedereen is wat mopperig over de situatie. Dan ga je vanzelf met elkaar praten. Voor je het weet beland je in allerlei leuke gesprekken.

Op zondag blijkt plotseling de portier-kampeerder ook weer terug van weg geweest. Hij had een paar andere campings aangedaan maar vindt het nergens zo gezellig als hier. Hij kreeg echt heimwee. En zo staat hij weer uitgebreid met iedereen te redeneren.
Op maandag breken wij op. Om tien uur zijn we klaar voor vertrek, maken even een babbeltje met de rechter buren dat flink uitloopt. Als eindelijk de caravan is aangekoppeld komt onze portier aangelopen. Hij prijst caravan en auto uitgebreid en dringt manlief op het hart het spulletje eens goed te onderhouden. “Eigenlijk is het een schande dat het autootje zo slecht in de was staat. En dan dat caravannetje en die mooie voortent; daar moet je echt heel zuinig op zijn, ze zijn het waard.” “Mag ik eens wat vragen”, zegt manlief, “wordt u wel eens vergeleken met Hans Dorresteijn? Ik vind dat u op hem lijkt, zelfs uw stem klinkt hetzelfde.” De portier grijnst. “O, ja, vooral de laatste jaren. Ik zat eens op een terras en merkte dat twee vrouwen een tafeltje verderop telkens naar me keken en over me praatten. Op een gegeven moment kwam er eentje naar me toe en vroeg of ik Hans Dorresteijn was. ‘Ja die ben ik, maar nu heb ik vakantie. Ik wil niet gestoord worden.’  Dat vond ze heel interessant. Even later kwam ze aanlopen met een boek, of ik er een handtekening in wilde zetten. Ik heb er een hele mooie handtekening in gezet en daarna gezegd dat ze weg moest wezen, want ik had vakantie.”
Om kwart voor een rijden we de camping af, nog nageroepen door de portier om vooral niet te vergeten de auto eens goed in de was te zetten, op weg naar een boerencamping met heerlijke douches en toiletten, maar waar het lang niet zo gezellig is.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten