In mijn jeugdjaren was het vanzelfsprekend dat iedereen die op zondag niet hoefde te werken, dat niet deed. Alleen in de zorg en in andere dienstverlenende beroepen was werken op zondag noodzakelijk. Binnen onze kerk was het een hele discussie of de kerkleden wel ploegendienst konden lopen op de Hoogovens waar velen hun boterham verdienden. Ploegendienst lopen betekende ook regelmatig werken op zondag. Die Hoogovens konden niet zomaar een dagje stil gelegd worden.
Ik moest er zomaar ineens aan terug denken toen we verleden week op weg waren naar de kerk. Wat is er veel veranderd in vijftig jaar!
Zondag, 10 september 2017.
Het is zondag. We stappen om negen uur op de fiets om naar de kerk te gaan, een afstandje van zes kilometer. Zolang het niet regent en stormt is het heerlijk om te doen. De buurt is nog in diepe rust. Een enkeling laat zijn/haar hondje uit.
We passeren het verzorgingshuis. Je kunt net in de keuken kijken; de kok is met zijn assistenten druk bezig met de voorbereidingen voor de komende dag.
We fietsen langs het winkelcentrum. Een enorme vrachtwagen komt langs rijden. De chauffeur parkeert de achterkant voor de ingang van het magazijn van de supermarkt. De roldeur gaat ratelend omhoog, binnen staat er iemand klaar om de vracht in ontvangst te nemen. Als over een paar uurtjes de supermarkt open gaat, moet de klant niet voor lege vakken komen te staan.
Het wordt drukker. Steeds meer auto’s passeren ons. Even
verderop is een straatrommelmarkt georganiseerd. Zoiets trekt veel vroege
bezoekers. die iets op de kop hopen te tikken dat later veel geld waard blijkt
te zijn. Tja, dan moet je er vroeg bij zijn. Op het gras van het plantsoentje bij
de rommelmarkt staan de auto’s kriskras door elkaar geparkeerd want de
parkeerplaatsen zijn allemaal al bezet. Druk pratende vrouwen met grote
fietstassen rijden ons tegemoet en slaan af, de bewuste straat in.
We worden roepend gemaand om opzij te gaan. Een grote groep
wielrenners wil passeren, maar wel twee aan twee. Ze hebben bijna heel de
breedte van het fietspad nodig. Het geluid van de luid kletsende wielrenners sterft
weg en het is een tijdje stil. Een grote groep spreeuwen smult luidruchtig van bessen in bomen en struiken.
Op het volgende stuk van onze route passeren we veel
hardlopers; gespierde vrouwen en mannen die zonder zichtbare inspanning hun
kilometertjes maken, maar ook mensen die de strijd tegen de kilo’s zijn
aangegaan en hijgend voortsjokken, het shirt drijfnat van het zweet.
We fietsen onder de randweg door waar het autoverkeer al
behoorlijk toeneemt. In de buurt van de volgende supermarkt zoekt een enorme
vrachtwagen zijn weg naar het magazijn, ook daar zal wel iemand wachten achter
de roldeur.
Weer een stukje verder begint de kerkklok te luiden. Het
begint met één klok. Na een minuut klinkt er een tweede klok bij en dan nog een
derde klok. Hierna verdwijnt het geluid weer klok na klok. Het is kwart over
negen. Er lopen wat kerkgangers over straat, op weg naar de roepende kerk. Bij
de halte staat een groepje mensen te wachten op de bus.
We naderen ons eigen kerkje dat vlakbij de sportvelden
staat. Meerdere auto’s passeren ons: van onze eigen broeders en zusters die vrolijk
naar ons zwaaien, maar ook auto’s van sporters en hun familie. Het is bijna
file rijden op het laatste smalle stukje. Om vijf voor half tien zetten we onze
fiets in de stalling en stappen de kerk binnen. We worden hartelijk verwelkomd.
De band is druk aan het oefenen op de liederen die deze dienst door hen
gespeeld zullen worden. Het wordt weer een bijzondere dienst, over
afwisseling in de kerk hebben we tegenwoordig niet te klagen.
Als we uit de kerk komen is het druk op straat met mensen
die overal heen op weg zijn. Wij gaan thuis koffie drinken. Vaak komen er
kinderen en kleinkinderen langs. Het is al halverwege de middag als ik soep kook
en een stokbroodje in de oven stop, ons zondagse maal. Na een rustig uurtje
mogen we weer naar de kerk. Manlief hecht er aan om weer te gaan. Ik blijf soms
graag thuis. Het moet niet altijd. De meeste avonden verlopen rustig; er komen soms vrienden langs. We kijken
naar ‘Songs of Praise’ van de BBC of luisteren naar de radio. We lezen een
tijdschrift, pakken een mooi boek en drinken een wijntje. Als we beginnen te gapen, gaan we naar bed.
Zondag anno 1965.
We worden vroeg uit bed getrommeld. Het is bijna tijd om
naar de kerk te gaan. Als aankomend puber heb ik er niet veel zin. Al morrend
doe ik het toch maar, want mijn pa kan goed van leer trekken als we niet op
tijd beneden zijn. De kerkdienst begint om negen uur. Fietsen doe je niet op
zondag, dus we gaan lopen. Het is zo’n 25 minuten. Netjes in rok (en kousen met
jarretelles) loop ik met mijn broers door de doodstille straten achter onze pa
en ma aan. De vroegmis van de katholieken is al geweest, de andere kerken beginnen
een uurtje later, dus je komt bijna niemand tegen.
De kerkdienst duurt anderhalf uur en verloopt volgens een
strak patroon. Om half elf staan we weer op straat en lopen we voor onze ouders
uit naar huis. Die blijven meestal nog wat praten. Thuis is er koffie met cake.
Aan het eind van de ochtend wordt het warme eten opgezet dat op zaterdag is klaargemaakt,
want op zondag werk je zo min mogelijk.
Na het eten en de afwas lopen we naar de kerk voor de
tweede dienst van half drie. Inmiddels is het heel wat drukker op straat. Er
rijden auto’s en er wandelen en fietsen mensen langs die ergens iets leuks gaan
doen.
Halverwege staat er vaak een groep nozems op de stoep met
snelle brommers aan de hand waar achterop vossenstaarten bungelen. De jongens
hebben allemaal een vetkuif à la Elvis. Ze vinden het leuk om meisjes na te
roepen en te fluiten. Ik vind het vreselijk en krijg op voorhand al een
vuurrood hoofd, tot groot plezier van de jongens natuurlijk. Ik smeek mijn
ouders om op de fiets te mogen, want een andere route is er niet. Maar nee, we
moeten lopen vanwege de zondagsrust. Daar is mijn pa onverbiddelijk in.
Tijdens de kerkdiensten ’s middags zit menigeen wat te
dutten. Het hoofd zakt dieper weg, de ademhaling wordt rustiger, het lijf
wordt warmer. Sommige dominees scheppen er genoegen in om af en toe met de vuist op de
preekstoel te slaan en iedereen te laten opschrikken. En anders doet een stevige por
van de buurvrouw wonderen.
De dag is voor een flink deel voorbij als we thuis komen.
Op straat spelen mag niet, daarmee verstoor je de zondagsrust. Breien en ander handwerken mag ook niet, dat is
arbeid. Huiswerk maken voor de komende week is ook verboden. Televisie hebben we niet, radio luisteren mag alleen door de week. Er zit niet veel
anders op dan een boek te lezen. Gelukkig houd ik veel van lezen.
’s Avonds leest mijn
ma mijn broertjes een verhaaltje voor uit W.G. van der Hulst of ze spelen een
potje ganzenbord of memorie met elkaar. Als twaalfjarige, dus bijna volwassen in eigen ogen, doe ik daar niet aan
mee. Mijn ma neemt achter het trapharmonium plaats. De 'Johannes de Heer'bundel wordt opengeslagen en ze begint te spelen. Mijn pa komt er bij staan en zingt de liederen mee. Hij heeft een mooie bas en kan goed zingen. We drinken een kopje thee en dan moeten we naar bed. Om tien uur is het stil in huis.
Tenslotte.
Was die verplichte zondagsrust van vroeger erg? Het was voor levenslustige kinderen zeker niet gemakkelijk. De hele zondag moest je je rustig gedragen, maar erg was het volgens mij niet. Op maandag ging je weer goed uitgerust en met
een fris hoofd naar school of werk. Ik las laatst in de krant dat het heel goed voor
mensen is om zich regelmatig te vervelen. Je hersenen komen tot rust en kunnen zich
resetten. Volgens mij is dat precies wat er toen elke zondag gebeurde.
Werd je geloof in God er sterker door? Dat zeker niet. Twee heel lange preken op een zondag, daar steekt een kind niet veel van op. Wetenschappers hebben uitgevogeld dat de aandacht tien minuten geconcentreerd blijft tijdens een toespraak. Zo gek was het dus niet dat mensen onder de preek in slaap vielen. Dat doen ze nu trouwens nog wel😏.
Tegenwoordig hoef je voor niemand meer de schijn op te houden en zeker hier in de kop van Noord Holland boeit het niemand hoe jij je dag doorbrengt. Toch is er veel verloren gegaan nu de economie 24/7 door moet draaien. Hoe schept een mens rust in zijn hoofd? Hoe breng je dat rusteloze lijf in Godsnaam in de ruststand? Hoe denk je in deze hectiek God te ontmoeten?