donderdag 11 augustus 2016

Lopen over het Wieringer Wad.

Het is alweer jaren geleden dat manlief wad ging lopen met familie en vrienden. Mijn grote broer is gecertificeerd wadloopgids en wilde wel eens gidsen voor een groepje familie en vrienden. De afstand van deze tocht is tien kilometer en omdat de omstandigheden zwaarder zijn dan bij gewone wandelingen, durfde ik het niet aan om mee te gaan. Je kunt niet halverwege de tocht zeggen, ‘sorry, jongens, maar ik kan niet meer’. Bovendien moet je op Ameland nog minstens zo’n afstand lopen. Bij Holwerd heb ik ze stinkend jaloers uitgezwaaid en daarna de eerste boot naar Ameland genomen. Daar huurde ik een fiets en heb zo het eiland verkend. Bij een strandtentje heb ik ze weer ontmoet. Ik had niet het idee dat ik ooit het wad op zou gaan.

Manlief wist deze zomer niet meer wat ie voor zijn verjaardag wilde. Hij heeft alles al en je kunt niet altijd met een fles drank aankomen. Dat is niet goed voor hem. Mientje kwam op het idee om hem een wandeling over het Wieringer Wad te geven en ma mocht ook mee als ze wilde. Ik moest er heel erg over nadenken; anderhalf uur over het wad, kan ik dat wel. Op een gegeven moment ging de knop om: ‘het is nu of nooit, we gaan het gewoon doen!’

Het weer is niet geweldig als we naar Hippolytushoef gaan, bewolkt en harde wind. In Hippo stappen we met zo’n 70 mensen op een heel oude NZH-bus (als haringen in een tonnetje) en worden we naar Den Oever gereden. Daar stappen we over op de WR117. Het regent niet, maar nat word je voorop evengoed wel door de hoge boeggolven. Eerst varen we naar het westen langs een zandplaat. En warempel, tot opluchting van de schipper ligt er een zeehond met jong. Hierna zwaait de schuit om en gaat het richting zandplaat. Daar wordt het anker uitgegooid.




Voor het laatste stukje moeten we overstappen op een plat werkbootje dat naast de WR117 meegesleept wordt. Daarmee zullen we op de zandplaat afgezet worden met drie gidsen. We moeten al deinend overstappen op dat bootje. Het lijkt me slim om met de eerste groep meteen maar over te stappen, dan heb ik dat tenminste gehad. Ik ben een type die bij zulke capriolen meteen op d’r snuit valt, maar gelukkig gaat het goed. Al varend slingeren we flink heen en weer. Je moet zitten, staan lukt bijna niet. Een meter of veertig verderop wordt het bootje stilgelegd. De schipper springt met zijn broeklaarzen in het water dat tot zijn borst komt en houdt de boot op zijn plaats. Ik denk nog ‘dat is best diep voor kinderen’, maar een jongetje springt ‘m enthousiast na. Het waterkomt net boven zijn knieën. Dat grapje schijnt de schipper al jaren uit te halen. Hij springt op zijn knieën in het water zodat het daar heel diep lijkt. Als iedereen van boord is gehaald, vaart het schuitje terug en daar staan we dan.




Het is leuk om te doen. We plassen door een laagje water. Soms is het wat dieper doordat er een geul loopt. En ik vind het mooi. De kleinkinderen lopen meteen enthousiast grote zandgapers te zoeken. Als je te lang stilstaat zuigen je schoenen vast in de bodem. Het is niet echt in woorden te vangen hoe het op het wad is. De luchten zijn bijzonder. De eindeloze plas water om je heen geven je een enorm gevoel van ruimte. In de verte steekt het torentje van de kerk van Oosterland de lucht in. We genieten er allemaal van. Af en toe staan we een tijdje stil als de gids iets wil vertellen.




Er komt een moment dat je weer naar de oever terug moet en op dat laatste stuk is het afzien. Je zakt tot je enkels in het slik vast en moet voor elke stap je voet weer uit de bodem trekken. Ik ontdek dat je het beste vooruit kunt komen door glijdende stappen te maken. Een keertje ga ik wat te snel en glij door. Gelukkig is er een arm waar ik me aan vast kan grijpen. Een puberjongen kijkt me verschrikt aan en vraagt zich waarschijnlijk af waarom dat ouwe mens plotseling aan zijn arm hangt. Er zijn een paar mensen die op dit stuk plat op hun snuit gaan, maar wonder boven wonder ben ik dat dus niet. Voor de kinderen is het ook een stevige klus. We zijn allemaal blij als we de oever weer opklimmen.


Hierna lopen we nog een kilometertje door de weilanden naar het startpunt in Hippo. Daar kunnen we onze onderdanen schoonspoelen en staat er patat met kibbeling voor ons klaar. Ik heb er geen spijt van dat ik mee ben gegaan. We hebben allemaal genoten.