We parkeren onze caravan op een kleine camping in Midden
Drenthe. Het is er nog heel stil. Tegenover ons staat een Eribaatje, zo´n
koelkastje. Onder de luifel staan twee stoelen klaar: één heel luie en één
gewoon klapstoeltje. Als we kant en klaar in onze eigen luie stoelen voor de
caravan zitten te genieten van een heerlijke bak koffie, komen de bewoners
terug. Ze kijken niet op of om en zeggen geen boe of ba. Ik vermaak me meteen al. Hij heeft dunne benen, gestoken in een paar knalrode sokken. Natuurlijk zwabbert de
onvermijdelijke kakikleurige bermuda om zijn bovenbenen. Daarboven wordt een
enorme ballonbuik verborgen gehouden onder een polo. Zijn gezicht doet me
ergens aan denken wat ik niet meteen weet te benoemen. In ieder geval draagt
hij een bril met dikke glazen en groeit er een warrige krullenbos bovenop zijn
hoofd. Hij marcheert voor ons langs en zakt meteen in de comfortabele stoel
neer. Even later pakt hij een dik boek, dat hij vlak voor zijn ogen houdt met
de bril in zijn linkerhand. Soms grijpt hij verstrooid naar een pak papier en begint te schrijven.
Zijn partner lijkt het tegengestelde te zijn. Ze is slank en beweeglijk. Ze duikt meteen de koelkast in en gaat ijverig aan de slag
met kopjes, eetwaar en wat al niet meer. Als ze klaar is, zit ze stilletjes
tegenover hem op het klapstoeltje en geniet ze van een bakje drinken. Even
later gaat ze weer naar binnen en wordt er hard gewerkt aan een warme maaltijd zo te ruiken.
Hij blijft geboeid in zijn boek lezen, dat voor de maaltijd even wordt
weggelegd. Na het eten moet er afgewassen worden. Ze pakt het opvouwbare afwasteiltje
en gaat warm water halen. Als ze even later op het tafeltje de afwas doet,
maakt hij zich met moeite los uit zijn boek en pakt een theedoek om te helpen. Ze
rommelt erna nog wat rond, maar zakt later toch met een drankje in haar
stoeltje neer. Haar partner pakt een stapel papier op en begint voor te lezen. Af en toe schatert hij het uit. Zij luistert
in haar stoeltje stil toe, met een lichte glimlach om haar mond, tot het tijd
is om naar bed te gaan. En zo gaat het dus elke dag. Spreken doen we de mensen
niet.
De eerste dagen op de camping regent het ’s nachts
regelmatig. Het toilet is toch wel 150 meter ver en dat is heel ver als je met
hoge nood wakker wordt. Omdat het nog zo stil is op de camping, zak ik de
eerste nachten neer langs het pad achter de caravan. Niemand ziet me en de
regen spoelt alles wel weer weg. De derde nacht zit ik net gehurkt langs het
pad, als ik het deurtje van de koelkast open hoor klikken. Oeps, gauw trek ik
mijn broek weer omhoog, klem mijn benen zo onopvallend mogelijk tegen elkaar en
probeer droog het toilet te halen. Dat loopt niet snel, dus na een paar
seconden haalt overbuurman me zwijgend in. Er klinkt een vogelgeluid dat me al
een paar dagen intrigeert, een soort korrr, korrr en nu hoor ik het ook weer.
“Weet u toevallig wat voor vogel dat is?” Overbuurman is duidelijk in andere sferen:
”Eh, waar heeft u het over?” “Dat vogelgeluid dat je nu hoort.” Hij kijkt me
schouderophalend aan, je ziet hem denken: ‘Wat een malloot, wie loopt er naar
vogeltjes te luisteren midden in de nacht?’ Hij loopt snel door. Enfin, vanaf
dat moment kan er overdag wel een genadig knikje voor ons af. Hij heeft
blijkbaar ontdekt, dat er nog meer mensen op de camping staan.
Elke dag heeft voor hen hetzelfde patroon; ’s morgens wordt door haar opgeruimd en schoongemaakt, dan trekken ze er samen de hele dag op
uit en ’s avonds gaat zij weer als een bezig bijtje aan de slag terwijl hij
leest en schrijft. Na de afwas wordt er voorgelezen. Als
hij op een avond zo weer zit, weet ik het ineens bijna zeker: hij moet een
groot schrijver zijn. Dat kan niet anders, dit soort zie je ook
op teevee. Maar wie hij is? Daar heb ik eigenlijk geen idee van. Misschien gaat
hij ooit eens op het scherm voorbij komen, terwijl hij smakelijk vertelt over
wat hij geschreven heeft.
Na een week vertrekken ze. Hij dribbelt in zijn rode sokken
wat hulpeloos rond, gaat zelfs even afwaswater halen voor zijn vrouw, die heel druk is met inpakken en opruimen. Als alles
klaar is, draait hij de pootjes van de koelkast in. Zijn partner koppelt de
auto aan en daar gaan ze. Zonder groeten rijden ze de camping af.