donderdag 20 augustus 2015

De Sail-In parade.

Ze zijn weer gearriveerd, al die prachtige tallships. De eerste keer in 1975 was ik er al bij. Amsterdam bestond 700 jaar en er werden tallships uitgenodigd om te feestelijkheden op te luisteren. Mijn jeugd bracht ik door in Velsen, niet ver van het Noordzeekanaal. Dus toen bekend werd dat er zeven grote zeilschepen door het kanaal zouden varen, zat de familie keurig langs het water te wachten op de beloofde parade. In de richting van de sluizen was steeds niets te zien. Elke keer rekten we onze nekken naar rechts en pakten we de verrekijker erbij. Na lang wachten verschenen er masten aan de horizon en daar kwamen ze aan over het water. Wat was het mooi. Vooral de Kruzenshtern uit Rusland is me bijgebleven. Voor zover we niet op vakantie waren, zijn we elke vijf jaar weer present geweest op de oever van het Noordzeekanaal.


Sail 700 in 1975. 
Dan zijn er nog geen plezierbootjes om de schepen naar Amsterdam te begeleiden.

Gisteren zijn ze dus weer gekomen. Om half negen stappen we samen met vrienden op de fiets. We hebben 31,5 kilometer te gaan voordat we bij de Wijkermeerpolder op de plaats van bestemming zijn. Het is daar lekker druk, maar voor iedereen is er een mooi plekje beschikbaar. 
Om tien uur start de parade bij de sluizen in IJmuiden. We hebben ons om half elf geinstalleerd op de dijk met koffie en broodjes. Er is nog geen mastje te zien. Het is wel beregezellig op het water door de honderden bootjes die richting IJmuiden varen, de tallships tegemoet. Eindelijk verschijnen er masten in de verte. Het feest gaan beginnen. De Stad Amsterdam vaart fier voorop. En dan komen er nog 43 tallships. Urenlang kijken we onze ogen uit en het verveelt geen moment.


De Stad Amsterdam.


Heel vermakelijk zijn ook allerlei rare en grappige bootjes met gewone mensen, of gewone bootjes met rare en grappige mensen. En soms is het zo vol op het kanaal dat je je hart vasthoudt. Gelukkig gaat deze keer alles goed, Vijf jaar geleden ging het wel fout. precies voor onze neus liep er een grote plezierboot op de kant, Je zag meteen niets meer.
Het is in ieder geval zo gezellig, dat we er over vijf jaar weer bij hopen te zijn.












zaterdag 8 augustus 2015

De schrijver.

We parkeren onze caravan op een kleine camping in Midden Drenthe. Het is er nog heel stil. Tegenover ons staat een Eribaatje, zo´n koelkastje. Onder de luifel staan twee stoelen klaar: één heel luie en één gewoon klapstoeltje. Als we kant en klaar in onze eigen luie stoelen voor de caravan zitten te genieten van een heerlijke bak koffie, komen de bewoners terug. Ze kijken niet op of om en zeggen geen boe of ba. Ik vermaak me meteen al. Hij heeft dunne benen, gestoken in een paar knalrode sokken. Natuurlijk zwabbert de onvermijdelijke kakikleurige bermuda om zijn bovenbenen. Daarboven wordt een enorme ballonbuik verborgen gehouden onder een polo. Zijn gezicht doet me ergens aan denken wat ik niet meteen weet te benoemen. In ieder geval draagt hij een bril met dikke glazen en groeit er een warrige krullenbos bovenop zijn hoofd. Hij marcheert voor ons langs en zakt meteen in de comfortabele stoel neer. Even later pakt hij een dik boek, dat hij vlak voor zijn ogen houdt met de bril in zijn linkerhand. Soms grijpt hij verstrooid naar een pak papier en begint te schrijven. 
Zijn partner lijkt het tegengestelde te zijn. Ze is slank en beweeglijk. Ze duikt meteen de koelkast in en gaat ijverig aan de slag met kopjes, eetwaar en wat al niet meer. Als ze klaar is, zit ze stilletjes tegenover hem op het klapstoeltje en geniet ze van een bakje drinken. Even later gaat ze weer naar binnen en wordt er hard gewerkt aan een warme maaltijd zo te ruiken. Hij blijft geboeid in zijn boek lezen, dat voor de maaltijd even wordt weggelegd. Na het eten moet er afgewassen worden. Ze pakt het opvouwbare afwasteiltje en gaat warm water halen. Als ze even later op het tafeltje de afwas doet, maakt hij zich met moeite los uit zijn boek en pakt een theedoek om te helpen. Ze rommelt erna nog wat rond, maar zakt later toch met een drankje in haar stoeltje neer. Haar partner pakt een stapel papier op en begint voor te lezen. Af en toe schatert hij het uit. Zij luistert in haar stoeltje stil toe, met een lichte glimlach om haar mond, tot het tijd is om naar bed te gaan. En zo gaat het dus elke dag. Spreken doen we de mensen niet.




De eerste dagen op de camping regent het ’s nachts regelmatig. Het toilet is toch wel 150 meter ver en dat is heel ver als je met hoge nood wakker wordt. Omdat het nog zo stil is op de camping, zak ik de eerste nachten neer langs het pad achter de caravan. Niemand ziet me en de regen spoelt alles wel weer weg. De derde nacht zit ik net gehurkt langs het pad, als ik het deurtje van de koelkast open hoor klikken. Oeps, gauw trek ik mijn broek weer omhoog, klem mijn benen zo onopvallend mogelijk tegen elkaar en probeer droog het toilet te halen. Dat loopt niet snel, dus na een paar seconden haalt overbuurman me zwijgend in. Er klinkt een vogelgeluid dat me al een paar dagen intrigeert, een soort korrr, korrr en nu hoor ik het ook weer. “Weet u toevallig wat voor vogel dat is?” Overbuurman is duidelijk in andere sferen: ”Eh, waar heeft u het over?” “Dat vogelgeluid dat je nu hoort.” Hij kijkt me schouderophalend aan, je ziet hem denken: ‘Wat een malloot, wie loopt er naar vogeltjes te luisteren midden in de nacht?’ Hij loopt snel door. Enfin, vanaf dat moment kan er overdag wel een genadig knikje voor ons af. Hij heeft blijkbaar ontdekt, dat er nog meer mensen op de camping staan.

Elke dag heeft voor hen hetzelfde patroon; ’s morgens wordt door haar opgeruimd en schoongemaakt, dan trekken ze er samen de hele dag op uit en ’s avonds gaat zij weer als een bezig bijtje aan de slag terwijl hij leest en schrijft. Na de afwas wordt er voorgelezen. Als hij op een avond zo weer zit, weet ik het ineens bijna zeker: hij moet een groot schrijver zijn. Dat kan niet anders, dit soort zie je ook op teevee. Maar wie hij is? Daar heb ik eigenlijk geen idee van. Misschien gaat hij ooit eens op het scherm voorbij komen, terwijl hij smakelijk vertelt over wat hij geschreven heeft.

Na een week vertrekken ze. Hij dribbelt in zijn rode sokken wat hulpeloos rond, gaat zelfs even afwaswater halen voor zijn vrouw, die heel druk is met inpakken en opruimen. Als alles klaar is, draait hij de pootjes van de koelkast in. Zijn partner koppelt de auto aan en daar gaan ze. Zonder groeten rijden ze de camping af.